Instellingen

1:25


God maakt het wildleven
   van het land naar z’n verschil,

het vee naar z’n verschil
en alle kruipsel van de –rode* Het woordspel in het Hebreeuws tussen adam (mens), adama (grond, bodem) en dam (bloed) wordt weergegeven door toevoeging van –rood– bij mens en grond. Zo is duidelijk dat adam (roodbloedige mens) en adama (door ijzeroxide roodkleurige aarde) zijn afgeleid van dam (bloed).– grond
   naar z’n verschil;

God ziet het aan: ja, het is goed!

Lees in "Genesis" hoofstuk 1
11:1


Het geschiedt:
   heel het aardland is van één taallip

en van eendere woorden.

Lees in "Genesis" hoofstuk 11
18:14


is voor de Ene een woord te wonderlijk?-

tegen de samenkomsttijd
zal ik tot jou terugkeren,
   in de tijd van levenschenken,
   en dan is er bij Sara een zoon!

Lees in "Genesis" hoofstuk 18
18:25


het vloekt toch bij u
   om te doen naar dit woord,

om rechtvaardige en boosdoener
   samen te doden?-

worden zal het dan ‘zo de oprechte,
   zó de boze!’-

dat vloekt bij u;
de rechter van heel het aardland
zal geen recht doen?

Lees in "Genesis" hoofstuk 18
18:27


Abraham antwoordt en zegt:

zie toch, ik heb mij verstout te spreken
   tot mijn Heer,

ik die stof en as ben:

Lees in "Genesis" hoofstuk 18
19:8


zie toch, ik heb twee dochters

die nog geen man kennen,
laat me die toch naar buiten brengen, tot u,
en doet aan hén
naar wat goed is in uw ogen!-
alleen aan de mannen Gods
   moogt ge geen woord doen* Of: moogt ge niets doen.,

want daarom zijn ze aangekomen
   in de schaduw van mijn gebint!

Lees in "Genesis" hoofstuk 19
19:21


Hij zegt tot hem:

ziehier, opheffen zal ik je aanschijn
juist om dit woord,
en niet de stad ruïneren,
   waarover je hebt gesproken:

Lees in "Genesis" hoofstuk 19
19:22


haast je, red je daarheen,

want ik ben niet bij machte
   een woord te doen

totdat je daar bent aangekomen!
Daarom heeft men als naam
   voor de stad uitgeroepen
   ‘Tsoar’,- geringe.

Lees in "Genesis" hoofstuk 19
20:8


In de ochtend recht Avimelech zijn schouders,

roept al zijn dienaren bijeen
en verwoordt al deze woorden
   voor hun oren;

de mannen worden zeer bevreesd.

Lees in "Genesis" hoofstuk 20
20:10


Avimelech zegt tot Abraham:

wat zag je vóór je
dat je dit woord deed?

Lees in "Genesis" hoofstuk 20
20:11


Abraham zegt:

omdat -zei ik-
er geen enkele vreze Gods is
in dit oord,
zullen ze me ombrengen
   om een woord als ‘mijn vrouw’;-

Lees in "Genesis" hoofstuk 20
21:11


Zeer slecht is dit woord
   in de ogen van Abraham,

om het belang van zijn zoon.

Lees in "Genesis" hoofstuk 21
22:1


Het geschiedt

na deze woorden
dat God
Abraham heeft beproefd;
hij zegt tot hem:
Abraham!- en die zegt: hier ben ik!

Lees in "Genesis" hoofstuk 22
22:12


Hij zegt:

steek je hand niet uit naar de jongen,
en doe hem niet wát-dan-ook aan;
want nu wéét ik
dat je ontzag* In dit hoofdstuk draait het om de werkwoorden ra’a (zien, uitzien, voorzien) en jara (ontzag hebben). hebt voor God, jij,
en je zoon, je enige,
   niet van mij hebt weggehouden!

Lees in "Genesis" hoofstuk 22
22:16


Hij zegt:

‘bij mezelf heb ik gezworen
   -tijding van de Ene

dat,-
omdat je dit woord gedaan hebt
en niet je zoon, je enige, hebt weggehouden,

Lees in "Genesis" hoofstuk 22
22:20


Het geschiedt

na al deze woorden
dat aan Abraham gemeld wordt en gezegd:
ziedaar, gebaard heeft Milka, ook zij, zonen
   aan Nachor, je broer:

Lees in "Genesis" hoofstuk 22
23:5


Dan antwoorden de zonen van Cheet
   Abraham en zeggen tot hem:

Lees in "Genesis" hoofstuk 23
23:10


Efron is gezeten onder de zonen van Cheet;

Efron de Chitiet antwoordt Abraham
   voor de oren van de zonen van Cheet,

voor allen die gekomen zijn
   in de poort van zijn stad
   en zegt:

Lees in "Genesis" hoofstuk 23
23:14


Dan antwoordt Efron Abraham
   en zegt tot hem:

Lees in "Genesis" hoofstuk 23
24:9


Dan legt de dienaar zijn hand

onder de heup van Abraham, zijn heer,-
en zweert het hem
over dit woord.

Lees in "Genesis" hoofstuk 24
24:28


Het meisje snelt heen

en meldt alles aan het huis van haar moeder
in deze bewoordingen.

Lees in "Genesis" hoofstuk 24
24:33


Men zet voor zijn aanschijn te eten neer,

maar hij zegt: ik zal niet eten
voordat ik mijn woorden heb gesproken!
Hij zegt: spreek!

Lees in "Genesis" hoofstuk 24
24:50


Dan antwoordt Laban, en Betoeël ook,-
   en zij zeggen:

van de Ene is dit woord uitgegaan!-
wij zijn niet bij machte
   een woord tegen u uit te brengen,

recht of slecht;

Lees in "Genesis" hoofstuk 24
24:52


Het geschiedt:

zodra de dienaar van Abraham
   hun woorden heeft gehoord:

buigt hij zich ter aarde voor de Ene.

Lees in "Genesis" hoofstuk 24
27:34


Als Esau de woorden van zijn vader hoort

begint hij te schreeuwen, een schreeuwen
zeer groot en bitter;
en hij zegt tot zijn vader
zégen mij, óók míj, mijn vader!

Lees in "Genesis" hoofstuk 27
27:37


Isaak antwoordt en zegt tot Esau:

ziehier, als gebieder
heb ik hem over jou gesteld, al zijn broeders
heb ik hem gegeven als dienaars
en met koren en most
   heb ik hem ondersteund;

voor jou dus:
wát kan ik doen, mijn zoon?

Lees in "Genesis" hoofstuk 27
27:39


Dan antwoordt Isaak, zijn vader,
   en zegt tot hem:

ziedaar,
ver van het vette der aarde zal je zetel wezen,
ver van de dauw des hemels van boven;

Lees in "Genesis" hoofstuk 27
27:42


Men meldt aan Rebekka

de woorden van Esau, haar oudste zoon;
dan zendt ze bericht,
roept Jakob, haar jongste zoon,
   en zegt tot hem:

ziehier, Esau, je broer,
wil zich over jou troost verschaffen
   door je te vermoorden;

Lees in "Genesis" hoofstuk 27
29:13


En het geschiedt:
   met dat Laban heeft gehoord
   het ongehoorde over Jakob,
   de zoon van zijn zuster,

snelt hij hem tegemoet, omhelst hem,
   kust hem

en doet hem komen in zijn huis;
híj vertelt aan Laban
al deze woorden.

Lees in "Genesis" hoofstuk 29
30:31


Hij zegt: wat moet ik je geven?

Jakob zegt:
   je hoeft me niet wat-dan-ook te geven,-

als je maar dit woord voor mij doet,
zal ik je wolvee weiden,
   het bewaken:

Lees in "Genesis" hoofstuk 30