ik zal je maken tot een groot volk, ik zal je zegenen, ik zal groot maken jóuw naam; word een zegen!-
3
ik zal zegenen wie jou zegenen en wie jou verwenst zal ik vervloeken; door jou zullen gezegend zijn alle families op de –rode– grond!
4
Dan gáát Abram, zoals tot hem gesproken heeft de Ene, en met hem mee gaat Lot. Abram is een zoon van vijf jaren en zeventig jaar bij zijn uittocht uit Charan.