zij hebben zich klaargemaakt voor oorlog met Bera, koning van Sodom, Birsja, koning van Gomorra,- Sjinav, koning van Adma en Sjemever, koning van Tsevojiem, en de koning van Bela, dat is Tsoar.
3
Deze allen hebben zich verbonden, op naar het dal van de Sidiem,- dat is de Zoutzee.
4
Twaalf jaar hebben ze Kedorlaomer gediend; in het dertiende jaar zijn ze afvallig geworden.
5
In het veertiende jaar is Kedorlaomer aangekomen met de koningen die met hem waren, en zij verslaan de Refaïem in Asjterot Karnajim en de Zoezieten in Ham, de Emieten in Sjavee Kirjatajim,
6
en de Chorieten in hun bergland Seïr,- tot aan El Paran dat tegen de woestijn aan ligt.