niet langer worde als naam voor jou geroepen ‘Avram’, worden zal je naam ‘Avraham’, omdat ik jou tot av hamon gojiem,- vader van een menigte van volkeren heb gemaakt* Letterlijk: gegeven.;
6
zeer, zéér vruchtbaar zal ik je doen worden, maken* Letterlijk: geven. zal ik je tot volkeren; koningen zullen uit jou voortkomen!-
7
gestand doen zal ik mijn verbond tussen mij en jou en je zaad na jou in hun generaties als een verbond voor eeuwig; om voor jou te worden tot God en voor je zaad na jou;
8
geven zal ik aan jou en aan je zaad na jou het land van je omzwervingen: heel het land Kanaän als eigen grond voor eeuwig; worden zal ik voor hen tot God!
9
Dan zegt God tot Abraham: jij, jij zult mijn verbond bewaren; jij en je zaad na jou in hun generaties;
10
dit is mijn verbond dat ge zult bewaren,- tussen mij en u en je zaad na jou: besnijd bij u al wat mannelijk is!-
11
besnijden zult ge het vlees van uw voorhuid; worden zal dat tot het teken van verbond tussen mij en u;
12
als zoon-van-acht-dagen worde bij u besneden alle mannelijks, in al uw generaties: een nieuwgeborene van eigen huis én een aankoop voor zilver uit alle zoon van elders, die niet uit jouw zaad is;
13
besnijden!- besneden zal worden een nieuwgeborene van je huis en de aankoop van zilver; worden zal mijn verbond in uw vlees tot een verbond voor eeuwig;
14
een voorhuid: een mannetje bij wie het vlees van zijn voorhuid niet besneden wordt, afgesneden zij die ziel van haar medemensen: het verbond met mij heeft hij verbroken! ••
15
Dan zegt God tot Abraham: Sarai, je vrouw,- roep als haar naam niet meer ‘Sarai’,- vorstin voor mij, nee, ‘Sarah’* Uit te spreken als en hierna gespeld ‘Sara’.,- vorstin! is haar naam;