Uit Tsoar klimt Lot omhoog en zet zich neer in het bergland en zijn twee dochters met hem, want hij is bevreesd geweest om zich in Tsoar neer te zetten; hij zet zich neer in de spelonk, hijzelf en zijn twee dochters.
Dan zegt de eerstelinge tot de geringere: onze vader is oud geworden,- en er is geen man meer in het land om over ons te komen op de wijze van heel het land;
32
vooruit, we moeten onze vader wijn te drinken geven en met hem slapen: we moeten uit onze vader zaad laten leven!
33
Dus geven ze hun vader in die nacht wijn te drinken; dan komt de eerstelinge en slaapt bij haar vader, en hij weet, als ze komt slapen en als ze opstaat, van niets.
34
Het geschiedt de volgende morgen: de eerstelinge zegt tot de geringere: nu heb ik gisteren bij vader geslapen; we moeten hem ook vannacht wijn te drinken geven; kom jij dan en slaap jij met hem!- we moeten uit onze vader zaad laten leven!
35
Dus geven ze ook in die nacht hun vader wijn te drinken; nu staat de geringere op en slaapt met hem, en hij weet, als ze komt slapen en als ze opstaat, van niets.
36
De twee dochters van Lot worden zwanger van hun vader.
37
Dan baart de eerstelinge een zoon en roept als naam voor hem uit ‘Moab’,- uit vader!– hij is de vader van Moab tot op vandaag.
38
En de geringere: ook zij heeft een zoon gebaard en roept als naam voor hem uit ‘Ben Ami’,- zoon van mijn manschap!– hij is de vader van de Benee Amon,- zonen van Amon, tot op vandaag. ••