Hij zegt: neem toch je zoon, je enige, die je liefhebt, Isaak, en ga, jíj, naar het land van de Moria,- uitzichtsberg; doe hem daar opgaan als opgangsgave op een van de bergen welke ik je zal zeggen!
3
In de ochtend recht Abraham zijn schouders, zadelt zijn ezel, neemt zijn twee hulpjongens met zich mee en Isaak, zijn zoon; hij klooft stukken hout voor een opgangsgave, staat op en gaat naar het oord dat God hem heeft gezegd.