Instellingen

12


Hij zegt:

steek je hand niet uit naar de jongen,
en doe hem niet wát-dan-ook aan;
want nu wéét ik
dat je ontzag* In dit hoofdstuk draait het om de werkwoorden ra’a (zien, uitzien, voorzien) en jara (ontzag hebben). hebt voor God, jij,
en je zoon, je enige,
   niet van mij hebt weggehouden!

13


Abraham heft zijn ogen op

en ziet: ziedaar, een ram
op de achtergrond,
met zijn horens vastgeraakt in de struiken;
Abraham gaat daarheen, neemt de ram mee
en laat die als opgangsgave opgaan
   in plaats van zijn zoon.