Instellingen

1


Dan heft Jakob zijn voeten op,-

en gaat naar het land
   van de zonen van het oosten.

2


Hij ziet uit

en ziedaar, een bron in het veld,
en ziedaar, dáár zijn
drie kudden wolvee bij haar
omdat ze uit díe bron
de kudden drenken;
maar de steen op de mond van de bron
   is gróót.

3


Verzamelen zullen zich alle kudden daarheen

wentelen zullen ze de steen
   van de mond van de bron

en drenken het wolvee;
doen terugkeren zullen ze de steen
   op de mond van de bron
   op haar plaats.

4


Jakob zegt tot hen:

broeders, vanwaar zijt gij?-
en zij zeggen:
van Charan zijn wij!

5


Dan zegt hij tot hen:

kent ge Laban, de zoon van Nachor?-
en zij zeggen: die kennen wij!

6


Hij zegt tot hen: is het vrede voor hem?-

en zij zeggen: ja, vrede,-
ziedaar zijn dochter Rachel,
ze komt aan met het wolvee!

7


Hij zegt: zie, het is nog hoog-en-breed dag,

nog geen tijd om het vee te verzamelen;
drenkt het wolvee, gaat heen en weidt!

8


Maar zij zeggen:

dat ligt niet in onze macht
totdat alle kudden verzameld zijn,
wentelen zullen ze de steen
van de mond van de bron,-
en drenken zullen wij de kudde!

9


Hij is nog in gesprek met hen,

als Rachel aankomt
   met het wolvee dat van haar vader is,

want herderin is zij.

10


En het geschiedt:

zodra Jakob Rachel heeft gezien,-
de dochter van Laban,
   de broer van zijn moeder,

én het wolvee van Laban,
   de broer van zijn moeder,

treedt Jakob naderbíj,
wentelt de steen weg van de mond
   van de bron

en drenkt
het wolvee van Laban,
   de broer van zijn moeder.

11


Dan kust Jakob Rachel,-

hij verheft zijn stem en weent.

12


Jakob meldt aan Rachel

dat hij een broeder van haar vader is
en dat hij een zoon van Rebekka is;
zij snelt heen en meldt het haar vader.

13


En het geschiedt:
   met dat Laban heeft gehoord
   het ongehoorde over Jakob,
   de zoon van zijn zuster,

snelt hij hem tegemoet, omhelst hem,
   kust hem

en doet hem komen in zijn huis;
híj vertelt aan Laban
al deze woorden.

14


Laban zegt tot hem:

echt, mijn gebeente en mijn vlees ben je!-
en hij zet zich bij hem neer,
   de dagen van een maand.