Jakob blijft alléén achter; dan worstelt een man met hem totdat het morgenrood opklimt.
26
Als hij ziet dat hij geen overmacht op hem heeft raakt hij hem in de holte van zijn heup; zo wordt de holte van Jakobs heup ontwricht in zijn worsteling met hem.
27
Hij zegt: laat me los, want het morgenrood is opgeklommen; hij zegt: ik laat je niet los tenzij je me zegent!