Instellingen

17


Kaïn bekent zijn vrouw,

ze wordt zwanger en baart Henoch;
hij wordt bouwheer van een stad
en roept een naam uit voor de stad
naar de naam van zijn zoon: Henoch!

18


Gebaard wordt aan Henoch:
   Irad,- stedeling,

en Irad
heeft Mechoejaël geboren doen worden;
Mechiaël
heeft Metoesjaël geboren doen worden en
Metoesjaël heeft Lamech
   geboren doen worden.

19


Lamech neemt zich twee vrouwen;

de naam van de ene is Ada,
de naam van de tweede is Tsila.

20


Dan baart Ada Javal;

díe is geworden
de vader
van wie neerzit met tent en kudde.

21


De naam van zijn broer is Joeval;

die is geworden
de vader
van al wie een greep heeft
   op harp en panfluit.

22


En Tsila, ook zij

heeft gebaard, en wel Toeval Kaïn,
een smid,-
elk die kerft in koper en ijzer;
en de zuster van Toeval Kaïn
   is Naäma.

23


Dan zegt Lamech tot zijn vrouwen:

Ada en Tsila, hoort naar mijn stem,
vrouwen van Lamech,
leent het oor aan wat ik zeg!-
want een man heb ik vermoord
   om een schram aan mij

en een pasgeborene
   om een striem in mij!-

24


want zevenvoudig wordt Kaïn gewroken,

en Lamech zevenenzeventigmaal!

25

Rode Adam bekent nogmaals
   zijn vrouw,
en zij baart een zoon
en roept als naam voor hem uit: Set,- inzet,
‘want God heeft voor mij ander zaad ingezet
in plaats van Abel,
omdat Kaïn hem heeft vermoord!’

26


Aan Set,
   ook hem wordt een zoon geboren;

hij roept als naam voor hem uit: Enosj;
tóen is men begonnen
de naam van de Ene aan te roepen.