trek weg uit de ark: jijzelf, en je vrouw, je zonen en de vrouwen van je zonen met jou;
17
alle leven dat bij je is, van alle vlees, met het gevogelte, het vee en al het kruipsel dat over het aardland rondkruipt, laat dat met je mee wegtrekken,- dat ze wemelen zullen over het land en vruchtbaar en overvloedig worden op het aardland.
18
Dan trekt Noach uit,- en zijn zonen, zijn vrouw en de vrouwen van zijn zonen met hem mee.
19
Alle wildleven, al het kruipsel en al het gevogelte, al wat over het land voortkruipt,- in hun families zijn ze weggetrokken uit de ark.
20
Noach bouwt een altaar voor de Ene; hij neemt van al het reine vee en van al het reine gevogelte een deel en doet op het altaar opgangsgaven opgaan.
21
De Ene ruikt de reuke die-tot-rust-brengt en de Ene zegt tot zijn hart: ik zal niet nóg eens de –rode– grond verwensen vanwege de –rode– mens, want de formatie van ’s mensen hart is kwaadaardig van zijn jonge jaren af; ik zal niet nog eens alle leven zó slaan als ik heb gedaan!-
22
voortaan, al de dagen van het aardland, zullen zaaiing en oogst, koude en hitte, zomer en winter, dag en nacht geen sabbat houden!