bloeien en bloeien, en juichen, ja met gejuich en gejubel; de glorie van de Libanon zal haar worden gegeven, de luister van de Karmel en de Sjaron; zij zullen zien de glorie van de Ene, de luister van onze God! ••
3
Versterkt dan nu de slappe handen,- maakt knikkende knieën weer stevig.
4
Zegt tot de gehaasten van hart: weest sterk, vreest niet!- ziehier, uw God zal komen met wraak, goddelijke vergelding, hij zal komen en u redden.
5
Dan zullen de ogen van de blinden worden ontsloten,- en de oren van de doven worden geopend.
6
Dan zal een lamme springen als een hert en jubelen de tong van een stomme; ja, dan wellen waterstromen op in de woestijn en beken in de steppe.
7
Het spiegelende land zal worden tot een moerassig meer, een streek van dorst tot fonteinen van water; in de streek waar draken zich neervlijen zal gras zijn, met riet en biezen.
8
Wezen zal daar dan een heirbaan, en die weg: ‘weg tot heiliging’ zal tot hem worden geroepen, geen onreine zal over hem voorbijgaan, hij is voor zijn gemeente,- die de weg gaat; dwazen zullen er niet dwalen.
9
Er zal daar geen leeuw zijn en geen verscheurend wild zal erover opklimmen, het zal niet te vinden zijn daar; voortgaan mogen verlosten,
10
de vrijgekochten van de Ene zullen terugkeren en in Sion aankomen onder gejubel en met vreugde voor eeuwig op hun hoofd; vrolijkheid en vreugde zullen hen bereiken en vluchten zullen verdriet en gezucht. •