Instellingen

1


Woestijn en dorre vlakte

zullen zich verblijden,-
de steppe zal juichen en bloeien, als een roos

2


bloeien en bloeien, en juichen,

ja met gejuich en gejubel;
de glorie van de Libanon
   zal haar worden gegeven,

de luister van de Karmel en de Sjaron;
zij zullen zien de glorie van de Ene,
   de luister van onze God!

••

3


Versterkt dan nu de slappe handen,-

maakt knikkende knieën weer stevig.

4


Zegt tot de gehaasten van hart:

weest sterk, vreest niet!-
ziehier, uw God zal komen met wraak,
goddelijke vergelding,
hij zal komen en u redden.

5


Dan zullen de ogen
   van de blinden worden ontsloten,-

en de oren van de doven worden geopend.

6


Dan zal een lamme springen als een hert

en jubelen de tong van een stomme;
ja, dan wellen waterstromen op in de woestijn
en beken in de steppe.

7


Het spiegelende land
   zal worden tot een moerassig meer,

een streek van dorst tot fonteinen van water;
in de streek waar draken zich neervlijen
zal gras zijn, met riet en biezen.

8


Wezen zal daar dan

een heirbaan, en die weg:
‘weg tot heiliging’
   zal tot hem worden geroepen,

geen onreine zal over hem voorbijgaan,
hij is voor zijn gemeente,-
die de weg gaat;
dwazen zullen er niet dwalen.

9


Er zal daar geen leeuw zijn

en geen verscheurend wild
   zal erover opklimmen,

het zal niet te vinden zijn daar;
voortgaan mogen verlosten,

10


de vrijgekochten van de Ene
   zullen terugkeren

en in Sion aankomen onder gejubel
en met vreugde voor eeuwig op hun hoofd;
vrolijkheid en vreugde zullen hen bereiken
en vluchten zullen verdriet en gezucht.