1 | O al wie dorst lijdt,- gaat tot het water en gij die geen geld hebt: gaat, koopt koren en eet!- gaat, koopt koren niet voor geld, en wijn en melk voor geen prijs!-
| |
2 | waarom weegt ge zilver af voor wat geen brood is, doet ge moeite voor wat niet kan verzadigen?- hoort, hoort naar mij en eet wat goed is, dan zal uw ziel zich verlustigen aan het vette;
| |
3 | neigt uw oor en gaat tot mij, hoort, opdat uw ziel herleeft!- ik smeed met u een eeuwig verbond, de betrouwbare bewijzen van vriendschap aan David;
| |
4 | zie, als getuige voor de natiën heb ik hem gegeven,- voorganger en gebieder van de natiën;
| |
5 | zie, een volk dat je niet kent zul jij oproepen, volkeren die jou niet kennen zullen naar jou toesnellen,- ter wille van de Ene, je God, van Israëls Heilige, want hij wil jou luister verlenen! ••
| |
6 | Zoekt de Ene terwijl hij zich laat vinden,- roept de Ene aan terwijl hij nabij is!
| |
7 | De boosdoener verlate zijn weg, de man van onheil zijn gedachten; hij kere terug naar de Ene en die zal zich over hem ontfermen, naar onze God want die vergeeft veelvuldig.
| |
8 | Want mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen niet mijn wegen!- tijding van de Ene.
| |
9 | Want zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde,- zó zijn mijn wegen hoger dan uw wegen en mijn gedachten dan uw gedachten!
| |
10 | Ja, zoals neerdaalt de regen en de sneeuw uit de hemel, en daarheen niet terugkeert dan nadat hij de aarde heeft gelaafd, haar heeft doen baren en laten uitspruiten,- en zaad heeft gegeven aan de zaaier en brood aan de eter,-
| |
11 | zó zal mijn woord zijn dat wegtrekt uit mijn mond: het keert niet ledig tot mij terug,- dan nadat het gedaan heeft wat mij behaagt en heeft doen lukken waarvoor ik het uitzond.
| |
12 | Ja, in vreugde zult ge wegtrekken, in vrede worden voortgeleid; de bergen en de heuvels zullen voor uw aanschijn uitbreken in gejubel, alle bomen des velds in de handen klappen.
| |
13 | In plaats van het doornbos schiet een cipres op; in plaats van de distels schiet een mirteboom op; worden zal dat voor de Ene tot een naam, tot een eeuwig teken, dat niet wordt weggemaaid. ••
| |