1 | Dan geschiedt het woord van de Ene tot Jeremia ten tweeden male,- terwijl hij nog vastgehouden wordt in de bewaakte voorhof; het zegt:
| |
2 | zo heeft gezegd de Ene die de aarde gemaakt heeft,- de Ene, die haar geformeerd heeft en bevestigt, ‘Ene’ is zijn naam:
| |
3 | roep tot mij en ik zal je antwoorden; ik zal je melden grote en onbegrijpelijke dingen waarvan je niet wist! ••
| |
4 | Ja, zo heeft gezegd de Ene, Israëls God, over de huizen van deze stad en over de huizen van Juda’s koningen die worden gesloopt voor belegeringswallen en voor het zwaard,
| |
5 | waar ze kwamen om de Kasdiem te bevechten, maar die ze vullen met de lijken van de mensen die ik in mijn woede en gramschap heb verslagen,- en om wier kwaad ik mijn aanschijn voor deze stad heb verborgen:
| |
6 | zie, ik doe over hen komen herstel en genezing en zal hen genezen,- en onthullen zal ik hun een overvloed van vrede en vertrouwen;
| |
7 | keren zal ik de kerkering van Juda en de kerkering van Israël,- en opbouwen zal ik hen als eerder;
| |
8 | reinigen zal ik hen van al hun onrecht waarmee ze tegen mij gezondigd hebben; vergeving zal ik schenken voor al hun ongerechtigheden waarmee ze tegen mij gezondigd hebben en zich bij mij hebben misdragen;
| |
9 | worden zal zij mij tot een naam vol vrolijkheid, lofzang en luister voor alle volkeren der aarde,- die al het goede zullen horen dat ik hun ga doen, en zullen vrezen en beven om al het goede en alle vrede die ik aan haar ga doen! ••
| |
10 | Zo heeft gezegd de Ene: weer zal in dit oord waarvan gij zegt: dat is verdelgd, er is geen mens meer en geen dier,- in de steden van Juda en de straten van Jeruzalem -die zo verwoest zijn dat er geen mens is, geen ingezetene en geen dier- worden gehoord
| |
11 | een stem vol vrolijkheid en een stem vol vreugde, de stem van een bruidegom en de stem van een bruid, de stem van wie zeggen zullen ‘dankt de Ene, de Omschaarde, want de Ene is goed, want voor eeuwig is zijn vriendschap!’, die met dankzegging zullen komen in het huis van de Ene; want ik breng omkeer in de kerkering van het land, als eerder, heeft gezegd de Ene. ••
| |
12 | Zo heeft gezegd de Ene, de Omschaarde: weer zal het in dit oord dat zo verdelgd is dat er geen mens en geen dier meer is, en in al zijn steden,- een oase zijn vol herders die er het wolvee neervlijen;
| |
13 | in de steden van het bergland, in de steden van de Laagte en de steden van de Negev, in het land van Benjamin en rondom Jeruzalem en in de steden van Juda,- zal wéér het wolvee voorbijtrekken onder de handen van de teller, heeft gezegd de Ene. ••
| |
14 | Zie, er zijn dagen op komst, is de tijding van de Ene,- dat ik gestand zal doen het goede woord dat ik heb gesproken tot het huis Israëls en tot het huis Juda;
| |
15 | in die dagen en in die tijd zal ik aan David doen ontspruiten een spruit van gerechtigheid,- die recht en gerechtigheid doen zal in het land;
| |
16 | in die dagen zal Juda worden gered en Jeruzalem zal wonen in veiligheid; en dit is wat dan tot haar wordt geroepen: de Ene is onze gerechtigheid! ••
| |
17 | Want zo heeft gezegd de Ene: nooit zal het David ontbreken aan een man die zetelt op de troon van het huis Israëls;
| |
18 | en de Levitische priesters zal het niet aan een man ontbreken voor mijn aanschijn,- die een opgangsgave doet opgaan, een broodgift laat roken en een slachtgave klaarmaakt,- alle dagen! ••
| |
19 | Dan geschiedt het woord van de Ene aan Jeremia om te zeggen:
| |
20 | zó heeft gezegd de Ene: als ge ooit mijn verbond met de dag weet te breken, en mijn verbond met de nacht,- zodat het niet meer dag en nacht wordt op hun tijd,
| |
21 | dan kan ook mijn verbond worden gebroken met mijn dienaar David zodat hij geen zoon zou hebben die koning wordt op zijn troon,- of dat met de priesters-Levieten die mij ten dienste staan;
| |
22 | zoals de hemelse strijdschaar niet te tellen en het zand der zee niet te meten is,- zo overvloedig maak ik het zaad van mijn dienaar David en ook de Levieten die mij ten dienste staan! ••
| |
23 | Dan geschiedt het woord van de Ene aan Jeremia en zegt:
| |
24 | heb je niet gezien wat ze hebben uitgesproken, deze gemeente, toen ze zeiden: ‘twee families die de Ene had verkoren, die verwerpt hij!’- en dat ze mijn gemeente erom honen dat die geen volk meer is voor hun aanschijn? ••
| |
25 | Zo heeft gezegd de Ene: als ik ooit geen verbond meer heb met dag en nacht,- de wetten voor hemelen en aarde niet meer zal stellen,-
| |
26 | dan kan ik ook het zaad van Jakob en van mijn dienaar David verwerpen en er uit zijn zaad geen meer nemen die heersen zullen over het zaad van Abraham, van Isaak en Jakob; want ik breng in hun kerkering een keer en zal mij over hen ontfermen! ••
| |