hij zegt: als jullie de Hebreeuwse vrouwen helpen baren dan zul je de twee stenen aanzien; is het een zoon: breng hem ter dood, is het een dochter: zij zal leven!
17
Maar de baarhulpen hebben ontzag voor Gód en hebben niet gedaan zoals tot hen gesproken had de koning van Egypte: ze laten de nieuwgeboren jongens léven.
18
Dan roept de koning van Egypte de baarhulpen en zegt tot hen: waarom hebben jullie dit gedaan dat jullie de nieuwgeboren jongens laten leven?
19
Dan zeggen de baarhulpen tot Farao: omdat ze niet als de Egyptische vrouwen zijn, de Hebreeuwse vrouwen, omdat ze in het wild leven, zij!- vóórdat de baarhulp bij hen aankomt hebben ze al gebaard!
20
En góed doet God de baarhulpen; ook groeit de gemeenschap en worden ze zeer sterk.
21
En het geschiedt: omdat de baarhulpen ontzag hebben gehad voor Gód doet hij dít aan hen: huisgezinnen.
22
Maar dan gebiedt Farao heel zijn gemeenschap en zegt: elke zoon die wordt gebaard werpt ge in de Stroom, elke dochter laat ge leven! ••