5 | volgaaf, mannelijk, ‘zoon van een jaar’ zal een lam voor u wezen; uit de schapen of uit de geiten zult ge het nemen;
| |
6 | het zal bij u in bewaring zijn tot de veertiende dag na deze nieuwemaan; dan zullen ze het slachten, heel de vergadering van Israëls samenkomst, ‘tussen de avonden’* Tussen het begin van de schemering en het totale donker.;
| |
7 | nemen zullen ze van het bloed en dat prijsgeven op de twee deurposten en op de bovendorpel,- op de huizen waarin ze het eten;
| |
8 | eten zullen ze het vlees in deze nacht: geroosterd op vuur, met matses,- ongegiste broden; met bitterheden zullen ze het eten;
| |
9 | eet er niet van als het nog rauw is of gekookt is, gekookt in water; nee, alleen geroosterd op vuur; met kop, poten en binnenste;
| |
10 | ge zult daarvan niet overlaten tot ’s ochtends; wat ervan overblijft tot ’s ochtends zult ge in het vuur verbranden;
| |
11 | en zó zult ge het eten: uw lendenen omgord, uw schoenen aan uw voeten en uw stok in uw hand; overhaast zult ge het eten: een Pesach,- passéren, is dit voor de Ene;
| |
12 | oversteken zal ik in het land van Egypte, in deze nacht, en alle eersteling op het land van Egypte slaan, van mens tot dier; en aan alle goden van Egypte voltrek ik gerichten, ik, de Ene!-
| |
13 | wezen zal het bloed voor u tot een teken op de huizen waarin ge woont; zie ik het bloed dan ‘passeer’ ik u; er zal bij u geen plaag ten verderve wezen als ik mijn slag toebreng in het land van Egypte!-
| |
14 | worden zal deze dag voor u tot een gedachtenis en vieren zult ge hem als een viering voor de Ene,- voor al uw generaties zult ge hem vieren als een inzetting voor eeuwig;
| |
15 | zeven dagen zult ge matses eten,- let wel, op de voorste dag zult ge het gezuurde uit uw huizen keren; want al wie iets gegists eet: weggesneden zij die ziel uit Israël, van de voorste dag tot de zevende dag;
| |
16 | op de voorste dag: een oproep tot heiliging, en op de zévende dag zal er een oproep tot heiliging voor u wezen; wélk-werk-ook wordt níet gedaan bij u; echter wat gegeten wordt door alle ziel, dát alleen zal door u worden klaargemaakt;
| |
17 | en bewaken zult ge: de matses!- want op deze huidige dag heb ik uw strijdscharen uitgeleid uit het land van Egypte; bewaken zult ge deze dag voor uw generaties als een inzetting voor eeuwig!-
| |
18 | in de voorste (maand), op de veertiende dag na de nieuwemaan in de avond, zult ge matses eten,- tot dag eenentwintig na nieuwemaan in de avond;
| |
19 | zeven dagen lang zal niets gezuurds worden gevonden in uw huizen; want al wie eet van wat gegist is: weggesneden zij die ziel uit Israëls samenkomst,- zo met de zwerver-te-gast en met de landgenoot;
| |
20 | al wat gegist is zult ge niet eten; overal waar ge zetelt zult ge matses eten! •
| |
21 | Dan roept Mozes al Israëls oudsten en zegt tot hen: trekt het uit de kudde en neemt voor uzelf een stuk wolvee voor uw families en slacht het pesach!-
| |
22 | nemen zult ge een bundeltje hysop en dat dopen in het bloed in de schaal, en strijken zult ge aan de bovendorpel en de twee deurposten iets van het bloed in de schaal; en gij, ge zult, geen mán, de poort van zijn huis uit trekken tot ’s ochtends;
| |
23 | oversteken zal de Ene om Egypte te treffen, maar zien zal hij het bloed op de bovendorpel en op de twee deurposten; passeren zal de Ene de poort en dan zal hij het de verderver niet gunnen om in uw huizen te komen om iemand te treffen;
| |