Instellingen

1


Ze breken op van Eliem

en komen aan,
   heel de samenkomst van de zonen Israëls,
   in de woestijn van Sien,

die tussen Eliem en de Sinaï ligt;
dat is op de vijftiende dag
   van de tweede nieuwemaan,

sinds hun uittocht uit het land van Egypte.

2


Ze morren,
   heel de samenkomst van de zonen Israëls,
   over Mozes en Aäron, daar in de woestijn.

3


Ze zeggen tot hen, de zonen Israëls:

wie geeft het ons alsnog:
   dat we door de hand van de Ene
   waren gestorven in het land van Egypte!,

toen we bij de vleespot zaten,
toen we brood konden eten tot verzadiging;
want jullie hebben ons uitgeleid
   naar deze woestijn

om heel deze vergadering
   te laten doodgaan van honger!

••

4


Dan zegt de Ene tot Mozes:

zie, ik laat voor u
   brood uit de hemelen regenen;

de gemeente zal erop uitgaan en vergaren
   het afgesprokene* Letterlijk: woord, ook te lezen als: de benodigde hoeveelheid. voor een dag op zijn dag,

zodat ik hem kan beproeven
   of hij wandelt in mijn onderricht of niet!-

5


zijn zal het op de zesde dag,-

als ze hebben vastgesteld
   waarmee ze zijn binnengekomen,

zal het tweemaal zoveel zijn
als wat ze vergaren dag-aan-dag!
••

6


Dan zegt Mozes -en Aäron-

tot alle zonen Israëls:
een avond
en ge zult weten
dat de Ene u heeft uitgeleid
   uit het land van Egypte,

7


en een ochtend

en ge zult zien de glorie van de Ene,-
daar hij het gehoord heeft: uw morren
   over de Ene;

en wat zijn wíj
dat ge mort over ons?