23 | Maken zul je een tafel van acaciastammen een dubbel-el zijn lengte en een el zijn breedte, een el en een halve zijn opstand;
| |
24 | overtrek hem met zuiver goud; maak voor hem een sierlijst van goud, rondom;
| |
25 | maak voor hem een sluitrand van een duimbreed, rondom, en maak een sierlijst van goud aan die sluitrand, rondom;
| |
26 | maak voor hem vier ringen van goud, en geef de ringen plaats op de vier hoeken van zijn vier poten;
| |
27 | naast de sluitrand moeten de ringen zijn,- als hulzen voor de stangen om de tafel te dragen;
| |
28 | maken zul je de stangen van acaciastammen en overtrekken zul je ze met goud; daarmee zal de tafel worden gedragen;
| |
29 | maken zul je ook zijn schotels en zijn schalen, zijn kannen en zijn kommen, waarmee wordt geplengd; van zuiver goud zul je ze maken;
| |
30 | en geef op de tafel plaats aan ‘brood van aanschijn’, voor mijn aanschijn, altijd. •
| |
31 | Maak van zuiver goud een menora,- kandelaar; als drijfwerk zal de kandelaar worden gemaakt: haar fundament, haar stengel, haar kelken, haar knoppen en haar bloesems moeten uit haar voortkomen!-
| |
32 | zes stengels trekken weg uit haar flanken; een drietal stengels van de kandelaar uit haar ene flank en een drietal stengels van de kandelaar uit haar tweede flank;
| |
33 | een drietal kelken, amandelvormig, op de ene stengel, -knop en bloesem- en een drietal kelken, amandelvormig, op de andere stengel, knop en bloesem: zo aan de zes stengels die wegtrekken uit de kandelaar;
| |
34 | aan de kandelaar zelf vier kelken: amandelvormig haar knoppen en haar bloesem;
| |
35 | een knop onder de eerste twee stengels uit haar vandaan, een knop onder weer twee stengels uit haar vandaan en een knop onder nog eens twee stengels uit haar vandaan; zó voor de zes stengels die uit de kandelaar wegtrekken;
| |
36 | hun knoppen en hun stengels moeten uit haar voortkomen; het geheel van haar één drijfwerk van zuiver goud;
| |
37 | maak lampen voor haar, een zevental; zet ze er hoog op, die lampen van haar, zodat haar aanschijn licht geeft tot aan de overzijde;
| |
38 | ook haar knijpers en haar vuurbakjes van zuiver goud!-
| |
39 | van een talent zuiver goud zal men haar maken,- én al deze voorwerpen;
| |
40 | zie toe en maak ze naar hun voorbeeld dat jij ziet op de berg! ••
| |