Het geschiedt de volgende morgen dat Mozes tot de gemeente zegt: gíj hebt gezondigd met grote zonde; nú zal ik opklimmen tot de Ene: misschien krijg ik verzoening voor uw zonde!
Dan keert Mozes terug tot de Ene en zegt: o!, gezondigd heeft deze gemeente met grote zonde, ze hebben zich een god gemaakt van goud!
32
En nu: áls gij hun zonde wilt wegdragen!… en indien niet: vaag míj dan weg uit uw boekrol die ge hebt geschreven!
33
Dan zegt de Ene tot Mozes: wie werkelijk tegen mij gezondigd heeft, die veeg ik weg uit mijn boek!-
34
welnu: ga heen, leid de gemeente naar (het oord) waarvan ik je heb gesproken,- ziehier, mijn engel zal voor je aanschijn uit gaan; en op de dag dat ik bezoeking doe zal ik over hen hun zonde bezoeken!