Instellingen

1


Mozes vergadert

heel de samenkomst
   van de zonen Israëls
   en zegt tot hen:

dít zijn de woorden
welke de Ene heeft geboden om te doen.

2


Zes dagen

zul je werk doen
en op de zevende dag
zal er bij u heiliging zijn,
een sjabbat sjabatoon,- rustdag, rustfeest
   voor de Ene;

al wie daarop werk doet
   zal worden gedood!

3


Steekt geen vuur aan

in welk ook van uw woningen,-
op de dag van de sabbat!

4


Dan zegt Mozes

tot heel de samenkomst
   van de zonen Israëls,
   hij zegt:

dít is het woord
dat de Ene heeft geboden toen hij zei:

5


neemt bij u een heffing voor de Ene;

al wie gedreven wordt door zijn hart
brénge haar,
die heffing voor de Ene:
goud, zilver en koper;

6


azuurslak, purper, scharlaken karmozijn, doek,
   geitenhaar;

7


bloedrode ramshuiden, dassenhuiden
   en acaciastammen;

8


olijfolie voor de verlichting;

balsems voor de zalvingsolie
en voor de kruidenwierook;

9


berilstenen

en opvulstenen,-
voor de efod en het borstschild.

10


Al wie wijs van hart is bij u,-

zij zullen komen en maken
al wat de Ene heeft geboden:

11


de Woning,

zijn tent en zijn dekkleed,
zijn haken en zijn staken,
zijn grendels,
zijn masten en zijn sokkels;

12


de ark met zijn draagstangen,
   het verzoendeksel;

het voorhangsel, de huif;

13


de tafel met zijn draagstangen
   en al zijn gerei;

het brood voor het Aanschijn;

14


de kandelaar voor de verlichting
   met al haar gerei
   en haar lampen;

de olie voor de verlichting;

15


het altaar voor de wierook
   met zijn draagstangen,

de zalvingsolie en
de kruidenwierook;
de huif over de ingang,
   voor de ingang van de Woning;

16


het altaar voor de opgangsgave

en het rooster van koper dat daarbij hoort,
zijn draagstangen en al zijn gerei;
het wasbekken en zijn onderstel;

17


de zeilen om de voorhof,

zijn masten en haar sokkels;
en
de huif over de poort van de voorhof;

18


de pinnen van de Woning,
   de pinnen van de voorhof
   en hun scheerlijnen;

19


de gewaden voor de eredienst

om eredienst te doen in het heiligdom:
de gewaden van het heiligdom voor Aäron,
   de priester,

en de gewaden van zijn zonen
   om daarin priester te zijn!

20


Ze trekken weg,
   heel de samenkomst der zonen Israëls,
   van het aanschijn van Mozes;

21


en dan komen ze,-

elke man wiens hart hem stuwde en
iedereen
wiens geest hem dreef;
ze hebben doen komen
   de heffing van de Ene
   voor het werk aan de tent van samenkomst,
   voor heel het dienstwerk daarin,

en voor de gewaden van het heiligdom.

22


Ze komen aan, de mannen
   en bovendien de vrouwen,-

iedere gedrevene van hart,
en ze zijn gekomen met een neusring,
   een slavenring, een vingerring

en een halsketting,- ieder ding van goud;
zo iedere man
die heeft gewuifd
   met een wuifoffer van goud
   voor de Ene.

23


Iedere man

bij wie te vinden was
azuurblauw, purper en scharlaken karmozijn,
   doek en geitenhaar,

bloedrode ramshuiden en dassenhuiden:
   ze zijn ermee gekomen.

24


Alle heffers

van een heffing van zilver of koper
zijn ook gekomen met
die heffing tot de Ene;
en elk
bij wie te vinden was
   acaciahout voor alle werk van de dienst:
   ze zijn ermee gekomen.

25


Iedere vrouw met een wijs hart:
   eigenhandig hebben ze gesponnen;

dan kwamen ze met het gesponnene,
het azuurblauw en het purperrood,
de scharlaken karmozijn en het doek.

26


En alle vrouwen,

wier hart hen ophief in wijsheid,
sponnen de geitenharen.

27


De verhevenen zijn gekomen met

de berilstenen
en de invulstenen,-
voor de efod en het borstschild;

28


de balsems en de olijfolie:

voor de verlichting,
voor de zalvingsolie
en voor de kruidenwierook.

29


Iedere man en vrouw,

wier hart hen dreef,
hen,
om met iets te komen voor al het werk
dat de Ene geboden heeft te doen
   door de hand van Mozes,-

zij zijn, de zonen-en-dochters van Israël,
   uit eigen aandrift
   met iets gekomen naar de Ene!

30


Dan zegt Mozes tot de zonen Israëls:

ziet, bij name geroepen heeft de Ene:
Betsalel, zoon van Oeri zoon van Choer,
   van de stam Juda;