Daarna zijn ze aangekomen, Mozes en Aäron; ze zeggen tot Farao: zo heeft gezegd de Ene, Israëls God: zend mijn gemeente uit,- dat ze voor mij feestvieren in de woestijn!
Dan zegt Farao: wíe is ‘de Ene’ dat ik moet horen naar zijn stem om Israël uit te zenden?- nooit gekend!- ‘de Ene’, en ook zend ik Israël niet uit!
3
Dan zeggen ze: de God van de Hebreeërs heeft ons ontmoet; wij moeten gaan een weg van drie dagen in de woestijn: en offeren aan de Ene, God-over-ons; anders zal hij ons treffen met de pest of met het zwaard.
4
Dan zegt tot hen de koning van Egypte: wáárvoor, Mozes en Aäron, maken jullie de gemeente teugelloos los van wat ze hebben te doen?- gaat heen!, aan jullie lasten!
5
Farao,- de teugelloze, zegt: juist nu ze met zovelen zijn, de gemeente van het land, zullen jullie ze sabbat laten houden van hun lasten?!