Dan zegt de Ene tot Mozes:* In veel vertalingen is dit 5,24 en begint hoofdstuk 6 in vers 2. nú zul je zien wat ik aan Farao ga doen; want door een sterke hand zendt hij hen heen, door een sterke hand jáágt hij ze weg van zijn land! ••
Dan richt God zijn woord tot Mozes en zegt tot hem: ik ben de Ene;
3
ik heb mij laten zien aan Abraham, aan Isaak en aan Jakob als God-de-Machtige; mijn naam ‘Ene’ heb ik aan hen niet bekendgemaakt;
4
maar wél heb ik opgericht een verbond van mij met hen om hun het land van Kanaän te geven; het land van hun omzwervingen, waarin zij zwervers-te-gast zijn geweest!-
5
en óók ben ik het die heeft gehoord het kermen van de zonen Israëls nu de Egyptenaren hen laten sloven, en ik gedenk mijn verbond!-
6
daarom, zeg tot de zonen Israëls: ‘ik, de Ene,- uitleiden zal ik u, onder Egyptes lasten vandaan,- ontrukken zal ik u aan hun slavernij; loskopen zal ik u met uitgestrekte arm en grote gerichten;
7
nemen zal ik u mij tot gemeente, wezen zal ik u tot God; weten zult ge dat ik de Ene uw God ben die u heeft uitgeleid onder Egyptes lasten vandaan;
8
doen komen zal ik u in het land waarvoor ik mijn hand heb geheven om dat te geven aan Abraham, aan Isaak en aan Jakob, en geven zal ik het u als erfgoed, ik, de Ene!’
9
Zó spreekt Mozes tot de zonen Israëls; maar ze hebben niet naar Mozes gehoord, door tekort aan adem, door de harde slavendienst. •
10
Dan spreekt de Ene tot Mozes en zegt:
11
kom!, spreek tot Farao, Egyptes koning, en heenzenden zal hij de zonen Israëls uit zijn land.
12
Dan spreekt Mozes tot het aanschijn van de Ene en zegt: ziehier, de zonen Israëls hebben niet naar mij gehoord; hóe hoort Farao mij dan?- míj, een onbesnedene van lippen! •