Op mijn wachttoren ga ik staan, ik posteer mij op een wal,- en ik spied om te zien wat hij in mij zal spreken en wat hij zal teruggeven op mijn aanklacht.
De Ene antwoordt mij en zegt: schrijf op wat je aanschouwt en zet het duidelijk op de platen,- opdat wie daarin leest kan doorrennen.
3
Want nog wacht het visioen op de overeengekomen tijd, maar het hijgt naar het einde en liegt daarin niet; als het uitblijft, verbeidt het, want het komt en zal komen, het blijft niet achterwege!