Een zoon eert een vader en een dienaar zijn heer: als ik een Vader ben, waar is dan mijn eer, en als ik Heer ben, waar is dan de vreze voor mij?- heeft gezegd de Ene, de Omschaarde, tot u, priesters die mijn naam minachten; en gij hebt durven zeggen: waarin hebben wij dan uw naam geminacht?
|