1 | Psalm 106 (105) • Confitemini Domino. Alleluia, dankt de Ene want hij is goed, ✡ ja, voor eeuwig is zijn vriendschap!
| |
2 | Wie verwoordt de heldendaden van de Ene, ✡ zal zijn lof voluit doen horen?
| |
3 | Zalig wie waken over het recht, ✡ daders van gerechtigheid te allen tijde!
| |
4 | Gedenk mij, Ene, in het welbehagen voor uw gemeente, ✡ lijf mij in bij uw reddende werk!-
| |
5 | tot zicht op het goede voor wie gij verkoos, tot verheuging in de vreugde van uw volk, ✡ tot wij ons gelukkig prijzen samen met uw erfdeel!
| |
6 | Samen met onze vaderen hebben wij gezondigd, ✡ begingen onrecht, zetten aan tot boosheid.
| |
7 | Onze vaderen in Egypte sloegen op uw wonderen geen acht, gedachten niet het vele van uw vriendschap, ✡ rebelleerden aan de zee, de Zee van het Rieteind.
| |
8 | Maar omwille van zijn naam heeft hij hen gered, ✡ om zijn heldenkracht te doen kennen.
| |
9 | Hij dreigde de Rietzee en die viel droog, ✡ deed hen gaan door oervloeden als door de woestijn!
| |
10 | Hij redde hen uit de hand van een hater, ✡ verloste hen uit de hand van een vijand;
| |
11 | watermassa’s overdekten hun benauwers, ✡ niet een van hen bleef over, niet een!
| |
12 | Zij stelden in zijn woorden vertrouwen, ✡ ja, toen zongen zij zijn lof!-
| |
13 | maar waren al snel zijn daden vergeten, ✡ verbeidden zijn raad niet meer.
| |
14 | Werden in de woestijn gegrepen door gretig begeren, ✡ stelden in die woestenij God op de proef.
| |
15 | Maar wat zij wensten: hij gaf het,- ✡ zond hun de tering in lijf-en-ziel.
| |
16 | Ze werden in het legerkamp afgunstig op Mozes, ✡ op Aäron, de heilige van de Ene.
| |
17 | De aarde spleet open en heeft Datan verzwolgen, ✡ overdekte de samenkomst van Aviram;
| |
18 | in hun samenkomst ontbrandde een vuur, ✡ een vlam schroeide boosdoeners weg.
| |
19 | Toen maakten ze bij Horeb een kalf, ✡ bogen zich neder voor een gietwerk!-
| |
20 | hun glorie wisselden zij in ✡ voor het beeld van een os, een eter van groen!
| |
21 | Ze vergaten de God van hun redding, ✡ zijn grote daden in Egypte,
| |
22 | wonderen in het land van Cham, ✡ ontzaglijke zaken bij de Rietzee.
| |
23 | Toen zei hij dat hij hen zou verdelgen, was niet zijn verkorene, Mozes, in de bres gaan staan voor zijn aanschijn, ✡ om zijn gramschap te keren,- niet te verderven!
| |
24 | Zij smaalden op het land, zo begeerd, ✡ hadden geen vertrouwen in zijn woord;
| |
25 | ze rumoerden in hun tenten, ✡ hoorden niet naar de stem van de Ene.
| |
26 | Toen hief hij tegen hen zijn hand op, ✡ om hen te laten vallen in de woestijn,
| |
27 | hun zaad te doen vallen in de volken, ✡ hen te verstrooien in de landen.
| |
28 | Ze onderwierpen zich aan Baäl Peoor, ✡ aten mee van offers aan doden.
| |
29 | Toen zij hem met hun handelingen tergden ✡ brak onder hen uit: een plaag.
| |
30 | Pinchas stond op, greep als scherprechter in, ✡ en zo kwam de plaag tot stilstand.
| |