Instellingen

1


Psalm 106 (105) • Confitemini Domino. Alleluia, dankt de Ene want hij is goed, ✡

ja, voor eeuwig is zijn vriendschap!

2


Wie

verwoordt de heldendaden van de Ene, ✡
zal zijn lof voluit
doen horen?

3


Zalig wie waken over het recht, ✡

daders van gerechtigheid te allen tijde!

4


Gedenk mij, Ene,
   in het welbehagen voor uw gemeente, ✡

lijf mij in
bij uw reddende werk!-

5


tot zicht op het goede voor wie gij verkoos,

tot verheuging in de vreugde van uw volk, ✡
tot wij ons gelukkig prijzen
samen met uw erfdeel!

6


Samen met onze vaderen
   hebben wij gezondigd, ✡

begingen onrecht, zetten aan tot boosheid.

7


Onze vaderen in Egypte
   sloegen op uw wonderen geen acht,

gedachten niet het vele
van uw vriendschap, ✡
rebelleerden aan de zee,
de Zee van het Rieteind.

8


Maar omwille van zijn naam
   heeft hij hen gered, ✡

om zijn heldenkracht
te doen kennen.

9


Hij dreigde de Rietzee en die viel droog, ✡

deed hen gaan door oervloeden
als door de woestijn!

10


Hij redde hen uit de hand van een hater, ✡

verloste hen
uit de hand van een vijand;

11


watermassa’s
   overdekten hun benauwers, ✡

niet een van hen
bleef over, niet een!

12


Zij stelden in zijn woorden vertrouwen, ✡

ja, toen zongen zij
zijn lof!-

13


maar waren al snel zijn daden vergeten, ✡

verbeidden
zijn raad niet meer.

14


Werden in de woestijn gegrepen
   door gretig begeren, ✡

stelden in die woestenij
God op de proef.

15


Maar wat zij wensten: hij gaf het,- ✡

zond hun de tering in lijf-en-ziel.

16


Ze werden in het legerkamp
   afgunstig op Mozes, ✡

op Aäron,
de heilige van de Ene.

17


De aarde spleet open
   en heeft Datan verzwolgen, ✡

overdekte
de samenkomst van Aviram;

18


in hun samenkomst ontbrandde een vuur, ✡

een vlam
schroeide boosdoeners weg.

19


Toen maakten ze bij Horeb een kalf, ✡

bogen zich neder
voor een gietwerk!-

20


hun glorie wisselden zij in ✡

voor het beeld van een os,
een eter van groen!

21


Ze vergaten de God van hun redding, ✡

zijn grote daden in Egypte,

22


wonderen in het land van Cham, ✡

ontzaglijke zaken
bij de Rietzee.

23


Toen zei hij

dat hij hen zou verdelgen, was niet
zijn verkorene, Mozes,
in de bres gaan staan voor zijn aanschijn, ✡
om zijn gramschap te keren,-
niet te verderven!

24


Zij smaalden op het land, zo begeerd, ✡

hadden geen vertrouwen
in zijn woord;

25


ze rumoerden in hun tenten, ✡

hoorden niet
naar de stem van de Ene.

26


Toen hief hij tegen hen zijn hand op, ✡

om hen te laten vallen
in de woestijn,

27


hun zaad te doen vallen in de volken, ✡

hen te verstrooien
in de landen.

28


Ze onderwierpen zich aan Baäl Peoor, ✡

aten mee
van offers aan doden.

29


Toen zij hem met hun handelingen tergden ✡

brak onder hen uit:
een plaag.

30


Pinchas stond op,
   greep als scherprechter in, ✡

en zo kwam de plaag
tot stilstand.