1 | Psalm 17 (16) • Exaudi, Domine. (Gebed; v. David.)
Aanhoor, Ene, oprechtheid, merk op mijn jammeren, heb oor voor mijn gebed, ✡ het komt niet van lippen vol bedrog!
| |
2 | Van voor uw aanschijn moge een gericht over mij uitgaan, ✡ niets dan oprechtheid zullen uw ogen aanschouwen!
| |
3 | U keurde mijn hart, monsterde ’s nachts, u hebt mij gelouterd, u vond niets ✡ waarvan ik bedacht heb: ‘dat kome nooit over mijn mond!’
| |
4 | Om te handelen als een mens naar het woord van uw lippen ✡ heb ik gewaakt voor roverspaden!
| |
5 | Door mijn schreden te houden in uw sporen ✡ wankelen mijn passen niet!
| |
6 | Ik heb u aangeroepen, geef mij antwoord, o God, ✡ leen mij uw oor, wil horen wat ik zeg!
| |
7 | Toon het wonder van uw vriendschap, redder van wie komen om toevlucht, ✡ meer dan van opstandigen,- door uw rechterhand!
| |
8 | Bewaak mij als het mannetje in uw oog, ✡ wil mij in de schaduw van uw vleugels bergen!
| |
9 | Voor het aanschijn van de boosdoeners die op mij jagen, ✡ mijn zielsvijanden die mij hebben omsingeld!
| |
10 | Met vet hebben zij hun hart omsloten, ✡ hoogmoed spreken zij met hun mond.
| |
11 | ‘Onze schreden!’ Nu zijn ze rondom mij,- ✡ hun oogmerk is dat men zich uitstrekt op de aarde!
| |
12 | Het lijkt op een leeuw die belust is op roof, ✡ op een welp die klaarzit op verborgen plekjes.
| |
13 | Sta op, Ene!- treed zijn aanschijn tegemoet, breng hem op de knieën, ✡ doe mijn ziel ontkomen aan de boze door uw zwaard;
| |
14 | aan de lieden, door uw hand, Ene, aan de lieden, uit dit bestel!- ✡ wier deel ligt in dit leven.
Al vult ge met wat gij bewaart hun buik, al verzadigen zich hun zonen, ✡ en laten ze hun overschot nog liggen voor hun telgen,-
| |
15 | ik zal gerechtvaardigd aanschouwen uw aanschijn, ✡ bij het ontwaken mij verzadigen aan uw gestalte.
| |