Instellingen

1


Psalm 56 (55) • Miserere mei, Deus. ( Voor de koorleider;

op ‘Een duif in terebinten verre’,
   v. David, een kleinood;

als de Filistijnen hem grijpen te Gat.)

2


Wees mij genadig, God,
   nu een mensje mij heeft vertrapt, ✡

heel de dag
drukt op mij een bestrijder!

3


Mij vertrappen mijn beloerders
   heel de dag, ✡

ja, die mij bitter bestrijden zijn met velen!

4


Op de dag dat ik bevreesd word, ✡

zoek ik veiligheid bij u,-

5


bij God, wiens woord ik loof,
   bij God weet ik mij veilig, ik vrees niet, ✡

wat zal vlees-en-bloed mij doen?

6


Heel de dag verminken zij mijn woorden; ✡

tegen mij gaat al wat zij beramen ten kwade;

7


ze scholen samen, liggen op de loer,

zij bewaken mijn hielen, ✡
terwijl zij
hopen op mijn ziel.

8


Is er bij dit onheil voor hen ontkoming?- ✡

laat in uw toorn
die manschappen neerdalen, God!

9


Gij die mijn wankelingen telde,
   doe ook mijn tranen in uw fles, ✡

horen die niet
in uw telling?

10


Eens keren mijn vijanden achterwaarts,
   op de dag dat ik roep, ✡

dit weet ik zeker:
God is voor mij!

11


Bij God wiens woord ik loof, ✡

bij de Ene
wiens woord ik prijs,

12


bij God weet ik mij veilig, ik vrees niet, ✡

wat zal een mens mij doen?

13


Op mij, God, rusten geloften aan u, ✡

dankzeggingen zal ik u betalen:

14


omdat gij mijn ziel hebt ontrukt

aan de dood,
   mijn voet voor aanstoot hebt behoed,-
   om te wandelen
   voor het aanschijn van God, ✡

in het licht
des levens!