22 | De Ene heeft mij bereid als begin van zijn weg,- vooraf aan zijn werken sinds toen;
| |
23 | een eeuwigheid geleden ben ik ingezet, sinds het begin, sinds de voortijden van de aarde;
| |
24 | toen er geen oervloeden waren ben ik onder weeën voortgebracht,- toen er geen wellen waren, zwaar van water;
| |
25 | eer er bergen werden afgezonken,- vóór de verschijning van heuvels ben ik onder weeën voortgebracht;
| |
26 | nog had hij aarde en buitengebieden niet gemaakt,- niet het begin van de stofjes der wereld;
| |
27 | toen hij hemelen gereedmaakte was ík daar,- toen hij een cirkel beschreef op het aanschijn van de oervloed;
| |
28 | toen hij pluiswolken stevigheid gaf daarboven,- toen hij de wellen van de oervloed hun sterkte verleende;
| |
29 | toen hij voor de zee zijn voorschrift vaststelde, dat de wateren niet aan het woord van zijn mond mochten voorbijgaan,- toen hij de fundamenten der aarde beschreef,
| |
30 | was ik aan zijn zijde als troetelkind, en was ik zijn geluk dag aan dag,- spelend voor zijn aanschijn te aller tijd,
| |
31 | spelend op het vlak van zijn aarde,- en mijn geluk lag bij de zonen van Adam! •
| |
32 | Nu dan, zonen, hoort naar mij!- zalig wie waakzaam zijn over mijn wegen;
| |
33 | hoort naar vermaan en wordt wijs, ontloopt het niet;
| |
34 | zalig een mens die hoort naar mij en wacht houdt bij mijn deuren, dag aan dag,- wakend over de posten van mijn poorten;
| |
35 | want wie mij vindt, vindt leven,- hem valt welbehagen ten deel van bij de Ene,
| |
36 | en wie tegen mij zondigt doet zijn ziel geweld aan; allen die mij haten zijn liefhebbers van dood! •
| |