Instellingen

1


Wijsheid heeft haar huis gebouwd,-

zij heeft zich zeven zuilen uitgehakt.

2


Zij heeft haar slachtvee geslacht,
   haar wijn gemengd,-

ook heeft zij
haar tafel aangericht.

3


Zij heeft haar meisjes uitgezonden
   en roept,-

op de tinnen
van de hoogten der burgstad:

4


wie nog te simpel is neme hierheen de wijk,-

en wie tekort aan hart heeft,
tot hem zal zij zeggen:

5


gaat mee, laat mijn brood uw brood zijn,-

en drinkt
van de wijn die ik heb gemengd;

6


laat versimpelingen achter en leeft,-

betreedt
de weg van verstand;

7


wie een spotter vermaant

neemt kleinering op zich;
wie een boosdoener bestraft
   loopt een vlek op;

8


bestraf een spotter niet,
   anders gaat hij je haten,-

bestraf eens een wijze
en hij zal je liefhebben;

9


geef aan een wijze en hij wordt nog wijzer,-

verleen kennis aan een rechtvaardige
en hij zal doorgaan tot zich te nemen!

10


Aanvang van wijsheid
   is ontzag voor de Ene,-

kennis van heilige zaken betekent verstand;

11


ja, door mij vermenigvuldigen zich je dagen,-

en worden aan jou toegevoegd
jaren van leven;

12


als je wijs wordt, word je wijs tot je voordeel;

ben je een spotter
dan moet je dat op je eentje dragen.

13


Vrouwe Dwaasheid is rumoerig,-

de simpelheid zelve,
   heeft nergens weet van;

14


ze is gezeten bij de ingang van haar huis,-

op een troon
op de hoogten der burgstad,

15


om tot wie over de weg voorbijtrekken
   te roepen,-

tot wie hun paden
recht willen houden:

16


wie simpel is neme hierheen de wijk,-

wie tekort aan hart heeft,
   tot hem wil zij zeggen:

17


gestolen wateren zijn zoet,-

en in het verborgene is brood het lekkerst!

18


Hij weet niet dat daar schimmen huizen:

haar genodigden
   in de diepten van het schimmenrijk.