Instellingen

1


verzamelen allen van de gemeenschap zich

als één man
op het plein voor het aanschijn van
   de Waterpoort,-

en zeggen zij tot Ezra, de schriftgeleerde,
dat hij moet komen
met de rol met Mozes’ onderricht,
dat de Ene Israël heeft geboden.

2


Dan komt Ezra de priester met het onderricht

voor het aanschijn van de vergadering
   van man tot vrouw

en van elk met begrip genoeg om te horen,-
op dag één na de zevende nieuwemaan.

3


Hij leest daaruit voor
   voor het aanschijn van het plein
   voor het aanschijn van de Waterpoort,-

van dat het licht wordt
   tot halverwege de dag,

tegenover de mannen, de vrouwen
   en wie het maar begrijpen;

de oren van heel de gemeente
   zijn bij de boekrol met het onderricht.

4


Ezra de schriftgeleerde

gaat staan
op een houten kanseltoren
die ze voor het spreken hebben gemaakt;
terzijde van hem staat
Matitja,
met Sjema,
Anaja, Oeria, Chilkia en Maäseja
   aan zijn rechterhand,-

en aan zijn linker
Pedaja, Misjaël,
   Malkia, Chasjoem en Chasjbadana,
   Zecharja en Mesjoelam.

5


Dan opent Ezra, de schriftgeleerde, het boek,
   voor de ogen van heel de gemeente,

omdat hij boven de gemeente uitstak;
met dat hij het opende
   stonden ze op, heel de gemeente.

6


Dan zegent Ezra

de Ene, de grote God,-
en ze antwoorden, heel de gemeente:
amen, amen!, met hun handen naar boven,
en knielen en onderwerpen zich aan de Ene,
   met de neusgaten ter aarde.

7


Jesjoea,

Bani,
Sjerevja, Jamien,
Akoev,
Sjabetai, Hodia,
Maäseja,
Kelita, Azarja, Jozavad,
   Chanan, Pelaja en de Levieten

helpen de gemeente
   het onderricht te begrijpen,-

terwijl de leden van de gemeente
   op hun plaats blijven staan.

8


Zij lezen voor uit de boekrol,
   uit Gods onderricht, indelend,-

en inzicht verschaffend,
zodat ze de voorlezing begrijpen.
••

9


Dan zegt Nechemja, dat is de landvoogd,

met Ezra, de priester, de schriftgeleerde,
en de Levieten
   die de gemeente helpen begrijpen,
   tot heel de gemeente:

deze dag, heilig is die
   voor de Ene, uw God:

weest niet rouwig en weent niet!-
want ze wenen, heel de gemeente,
met dat ze de woorden
   van het onderricht horen.

10


Hij zegt tot hen:

gaat heen, eet olierijke hapjes,
   drinkt zoete drankjes

en zendt ervan naar hem
   voor wie niets bereid is,

want heilig is deze dag voor onze Heer;
weest niet bedroefd,
want de blijdschap in de Ene,
   die is uw veste!

11


En de Levieten

brengen heel de gemeente tot zwijgen
   door te zeggen: stil,

want deze dag is heilig;
weest niet bedroefd!

12


Dan gaan ze heen, heel de gemeente,
   om te eten, te drinken
   en ervan aan anderen te zenden,

en om grote vreugde te bedrijven;
want ze hebben de woorden begrepen
die ze hun bekend hebben gemaakt.
••

13


Als op de tweede dag

de vaderhoofden van heel de gemeente,
de priesters en de Levieten,
   zich hebben verzameld

bij Ezra de schriftgeleerde,-
om inzicht te krijgen in de woorden
   van het onderricht,

14


vinden ze in het onderricht geschreven,-

dat de Ene door de hand van Mozes
   heeft geboden

dat tijdens het feest in de zevende maand
de zonen en dochters van Israël
   zich moeten neerzetten
   in hutten,-

15


waarop zij een stem laten horen

en al hun steden en Jeruzalem
   laten doorkruisen die zegt:

trekt uit, het bergland in,
en brengt loof van een olijf,
   loof van een olieboom,

loof van een mirte, loof van palmen
en loof van lommerrijk geboomte,-
om hutten te maken zoals is geschreven!

16


Dan trekken ze uit, de gemeente,
   brengen zich dat mee

en maken ze zich loofhutten,
   ieder op zijn dak, in hun voorhoven

en in de voorhoven
   van het huis van God,-

op het plein voor de Waterpoort
en op het plein van de Efraïmpoort.

17


Heel de vergadering van hen die

uit de kerkering zijn teruggekeerd,
zij maken loofhutten
   en zetten zich neer in die loofhutten;

want zo hebben ze niet gedaan,
de zonen en dochters van Israël,
   sinds de dagen van Jesjoea, zoon van Noen,

tot op die dag;
en het wordt een zeer grote vreugde.

18


Dag aan dag leest men voor

uit de boekrol van Gods onderricht,
van de eerste dag
tot op de laatste dag;
ze vieren zeven dagen feest
en op de achtste dag is er een hoogtij
   volgens recht en regel.