Dan naderen de dochters van Tselofchad zoon van Chefer zoon van Gilead zoon van Machier zoon van Manasse, van de families van Manasse de zoon van Jozef; en dit zijn de namen van zijn dochters: Machla, Noa, Chogla, Milka en Tirtsa;
zij stellen zich op voor het aanschijn van Mozes, voor het aanschijn van Elazar de priester, voor het aanschijn van de verhevenen en heel de samenkomst,- in de ingang van de tent van samenkomst, om te zeggen:
3
onze vader is gestorven in de woestijn; híj is niet geweest bij de samenkomst van hen die samenschoolden tegen de Ene, in de samenscholing van Korach; maar door een zonde van hem is hij gestorven en zonen zijn hem niet geworden;
4
waarom zou de naam van onze vader uit zijn familie worden weggeschoren omdat hij geen zoon heeft?- geef óns een eigendom te midden van de broeders van onze vader!
5
Dan doet Mozes hun rechtszaak naderen voor het aanschijn van de Ene. ••
6
De Ene zegt tot Mozes,- hij zegt:
7
gelijk hebben de dochters van Tselofchad met wat ze uitspreken: bij de uitgifte moet je hun als eigendom een erfdeel geven te midden van de broeders van hun vader; naar hen zul je het erfdeel van hun vader laten oversteken;
8
en tot de zonen Israëls zul je spreken en zeggen: stel, een man sterft en heeft geen zoon, laten oversteken zult ge zijn erfdeel naar een dochter van hem;
9
en als hij geen dochter heeft: geven zult ge dan zijn erfdeel aan zijn broers;
10
als hij geen broers heeft: geven zult ge zijn erfdeel aan de broers van zijn vader;
11
als er geen broers zijn van zijn vader, geven zult ge dan zijn erfdeel aan die bloedverwant van hem die hem uit zijn familie het naast is, en die erft het; wezen zal dit voor de zonen Israëls tot een vastgelegd recht, zoals de Ene Mozes heeft geboden. •