En indien hij met een steen in de hand -waardoor men sterven kan- hem zo heeft geslagen dat hij sterft, dan is hij een doodslager; ter dood gebracht zal hij worden, de doodslager.
18
Of heeft hij met een ding van hout in de hand -waardoor men sterven kan- hem zo geslagen dat hij sterft, dan is hij een doodslager; ter dood gebracht zal hij worden, de doodslager.
19
Hij die het bloed moet inlossen, alleen híj mag de doodslager doden; stuit hij op hem, dan mag híj hem doden.
20
Als hij in haat iemand heeft neergestoten,- of iets naar hem heeft gegooid met voorbedachten rade zodat hij sterft,
21
of in vijandschap heeft hij met de blote hand iemand zo geslagen dat hij sterft, ter dood gebracht worden zal hij die zo sloeg, een doodslager is hij; de inlosser van het bloed mag de doodslager doden zodra hij op hem stuit.