Op de dag dat de woning werd opgericht is de wolk de woning gaan overdekken boven de tent met de overeenkomst; en in de avond is er boven de woning iets geweest dat eruitziet als vuur, tot ’s morgens.
Zó was het altijd: de wolk overdekte haar,- en iets dat eruitziet als vuur des nachts.
17
En op last van het optrekken van de wolk van boven de tent,- dát achterna breken de zonen Israëls op; en op de plaats waar de wolk woning maakt, dáár legeren zij zich, de zonen Israëls.
18
Op last van de Ene breken de zonen Israëls op en op last van de Ene legeren ze zich; al de dagen dat de wolk woning houdt boven de woning blijven ze gelegerd.
19
Bleef de wolk láng boven de woning, gedurende véle dagen: dan waakten de zonen Israëls de wake voor de Ene, en braken niet op.
20
Doet het zich voor dat de wolk maar een áántal dagen boven de woning is: op last van de Ene legeren ze zich en op last van de Ene breken ze op.
21
Doet het zich voor dat de wolk er slechts is van een avond tot een morgen en de wolk in de morgen opgetrokken is, dan breken ze op; of het nu overdag was of ’s nachts: trok de wolk omhoog dan braken zij op.
22
Of het nu een paar dagen is of een maand of veel méér dagen: blijft de wolk zo lang boven de woning om daarop woning te maken dan blijven de zonen Israëls gelegerd en breken ze niet op; maar wanneer hij opstijgt breken zij op.
23
Op last van de Ene legeren ze zich, op last van de Ene breken ze op; in de wake voor de Ene hebben ze gewaakt op last van de Ene, door de hand van Mozes. •