Instellingen

1


Dán

zal het koninkrijk der hemelen
te vergelijken zijn met
tien maagden
die hun eigen fakkels meenemen
en eropuit trekken,
de bruidegom tegemoet;

2


vijf van hen zijn dwaas geweest

en vijf verstandig;

3


want als die dwaas zijn

de fakkels meenemen
nemen ze géén olie met zich mee;

4


die verstandig zijn

nemen bij zich eigen fakkels
olie in de kruikjes mee;

5


als de bruidegom de tijd heeft

worden ze allemaal sluimerig:
ze zijn ingeslapen;

6


midden in de nacht

heeft er een kreet geklonken:
ziedaar de bruidegom,-
trekt uit, (hem) tegemoet!

7


Dán

ontwaken al die maagden
en brengen haar eigen fakkels in orde;

8


maar de dwaze zeggen tot de verstandige:

geven jullie ons van jullie olie,
omdat onze fakkels uitdoven!

9


Maar die verstandig zijn

antwoorden en zeggen:
nee, dan is er voor ons én jullie
niet genoeg!-
gaat liever naar de verkopers
en koopt in voor jezelf!

10


Maar terwijl zij weggaan om te kopen

komt de bruidegom aan
en die gereed zijn
gaan met hem naar binnen
voor de bruiloftsdagen;
de poortdeur wordt gesloten.

11


Láter

komen ook de overige maagden aan
en zeggen:
heer, heer!, doe voor ons open!

12


Maar zijn antwoord is dat hij zegt:


amen is het, zeg ik jullie:

ik wil van jullie niet weten!

13


Weest dus wakker,

omdat ge de dag niet weet en niet het uur!

14


Want het is zoals met

een mens die op reis gaat:
hij roept de eigen dienaars
en geeft zijn toebehorens
aan hen over;

15


deze geeft hij vijf talenten, die twee,

die één,- aan elk naar zijn vermogen,
en gaat op reis;

16


meteen gaat

hij die vijf talenten mocht aannemen
op pad om er mee te werken
en hij verdient er vijf andere bij;

17


zo ook verdient die van de twee

er twee bij;

18


maar die het ene heeft aangenomen

gaat ver weg,
graaft een gat in de grond
en verbergt het zilverstuk van zijn heer.

19


Na lange tijd

komt de heer van die dienaars
en houdt afrekening met hen.

20


Die de vijf talenten had aangenomen

is aangekomen en heeft
vijf andere talenten erbijgebracht,
zeggend:
heer, vijf talenten hebt u mij overgegeven,
zie, vijf andere talenten heb ik verdiend!

21


Zijn heer verklaart hem:

uitstekend, goede en getrouwe dienaar,
over weinig ben je trouw geweest,
over velen* Of: vele dingen. zal ik je stellen:
kom binnen in de vreugde van je heer!

22


Als ook die van de twee talenten aankomt,

zegt hij:
heer, twee talenten hebt u mij overgegeven,
zie, twee andere talenten heb ik verdiend!

23


Zijn heer verklaart hem:

uitstekend, goede en getrouwe dienaar,
over weinig ben je trouw geweest,
over velen* Of: vele dingen. zal ik je aanstellen:
kom binnen in de vreugde van je heer!

24


Als ook hij aankomt

die het ene talent heeft aangenomen
zegt hij:
heer, ik heb u leren kennen als een hard mens
die oogst waar u niet hebt gezaaid
en bijeenbrengt vanwaar u
niet hebt uitgestrooid;

25


ik ben bevreesd geworden,

ben weggegaan en heb
uw talent verborgen in de grond:
zie, ge hebt het uwe!

26


Ten antwoord zegt zijn heer tot hem:

slechte en slome slaaf!,
je wist dat ik oogst waar ik niet heb gezaaid
en bijeenbreng
vanwaar ik niet heb uitgestrooid:

27


dus had je

mijn zilverstukken moeten voorwerpen aan de bankiers,
dan had ík bij mijn komst het mijne
meegekregen met rente!-

28


haalt dus dat talent bij hem weg

en geeft het aan hem die
de tien talenten heeft!

29


Ja, aan al wie heeft zal worden gegeven,-

hij wordt begiftigd met overvloed;
en wie niets heeft,- ook wát hij heeft
zal bij hem worden weggehaald!

30


En die nutteloze slaaf: werp hem uit,

de buitenste duisternis in!-
daar zal het geween zijn
en het geknars van de tanden!