Hij neemt bij zich Petrus en de twee zonen van Zebedeüs, en begint bedroefd en bang te worden.
38
Dán zegt hij tot hen: ‘mijn ziel is diepbedroefd’ (Ps. 42,6-12; 43,5), tot stervens toe; blijft hier en waakt met mij!
39
Een klein eindje verder gekomen valt hij bij het bidden op zijn aanschijn en zegt: mijn Vader, als het mogelijk is, laat dan deze beker aan mij voorbijgaan; alleen: niet zoals ík wil, nee, zoals gij…
40
Hij komt bij de leerlingen en vindt hen slapend, en hij zegt tot Petrus: zó, ge zijt niet eens sterk genoeg om één uur met mij te waken?-
41
waakt en bidt, opdat ge niet in beproeving komt; de geest is wel gewillig maar het vlees is zwak!
42
Weer, voor een tweede keer, gaat hij weg en bidt; hij zegt: mijn Vader, als het niet mogelijk is dat hij voorbijgaat zonder dat ik hem drink: uw wil geschiede!
43
Als hij komt vindt hij hen wéér slapend, want hun ogen zijn zwaar geworden.
44
Hij láát hen daar, gaat weer weg en bidt voor een derde keer; hij zegt hetzelfde woord wéér.
45
Dán komt hij bij de leerlingen en zegt tot hen: ge slaapt vérder en rust uit?- zie, het uur is genaderd, en de mensenzoon wordt overgegeven in handen van zondaars;