Dan vangt hij aan tot hen te spreken in zinnebeelden: een mens plant een wijngaard; hij zet er een haag omheen, graaft een persbak uit en bouwt een wachttoren (Jes. 5,1-2); hij geeft hem uit aan landbewerkers en gaat buitenslands;
hij zendt, als het moment daar is, tot de landbewerkers een dienaar om bij de landbewerkers (zijn deel) van de vruchten van de wijngaard aan te nemen;
3
en ze nemen hem vast, mishandelen (hem) en zenden (hem) ledig heen;
4
weer zendt hij tot hen een andere dienaar; en die geven ze op zijn kop en onteren ze;
5
een ander zendt hij; en die doden ze, en vele anderen: sommigen mishandelen ze, sommigen doden ze;
6
nog één heeft hij er gehad: een geliefde zoon; hem zendt hij als laatste tot hen; hij zegt: voor mijn zoon zullen ze zwichten!-
7
maar die landbewerkers zeggen tot elkaar: dat is de erfgenaam,- hierheen, laten we hem doden, en het erfgoed zal van ons zijn!-
8
ze nemen hem vast, brengen hem ter dood en werpen hem weg, de wijngaard uit;
9
wat zal de heer van de wijngaard doen?- hij zal komen, de landbewerkers ombrengen en de wijngaard aan anderen geven!-
10
kent ge niet dit Schriftwoord?- ‘de steen die de bouwers afkeurden, die is tot hoofd van een hoek geworden;
11
van de Heer uit is zij dat geworden, en het is wonderbaar in onze ogen!’ (Ps. 118,22-23)
12
Zij hebben ernaar gezocht om hem te overmeesteren, én zijn bevreesd voor de schare; want ze herkennen dat hij het zinnebeeld uitspreekt (doelend) op hen. Ze láten hem en gaan weg.