Instellingen

1


Het zou twee dagen later

Pesach en ‘Ongegiste (Broden)’ zijn;
de heiligdomsoversten en de schriftgeleerden
zijn gaan zoeken hoe ze hem
met een list zouden overmeesteren en doden;

2


want, hebben ze gezegd:

niet tijdens het feest,-
in geen geval mag er
opschudding zijn in de gemeenschap!

3


Hij is in Betanië,

in het huis van Simon de Huidzieke;
terwijl hij aanligt
komt er een vrouw aan
met een albasten kruik
onvervalste veel-kostende nardusmirre;
de albasten kruik brekend heeft ze
die leeggegoten over zijn hoofd.

4


Maar enkelen zijn bij zichzelf boos geworden:

waartoe is deze verkwisting van de mirre
geschied?-

5


want het was mogelijk geweest

dat deze mirre verkocht werd
voor meer dan driehonderd dinars
en aan de armen was gegeven!
Ze hebben haar afgesnauwd.

6


Maar Jezus zegt: láát haar!-

waarom bezorgen jullie haar moeilijkheden?-
zij heeft een fraai werk
aan mij bewerkt;

7


want de armen hebt ge altijd bij u,

en wanneer ge wilt
hebt ge macht om aan hen goed te doen,
maar mij hebt ge niet altijd!-

8


wat ze (te bieden) had heeft ze gedaan;

zij heeft mijn lichaam met mirre vóórgezalfd
voor de begrafenis;

9


maar het is amen, zeg ik u:

overal waar het evangelie zal worden gepredikt
aan heel de wereld,
zal ook van wat zíj heeft gedaan
worden gesproken
tot gedachtenis aan haar!