Instellingen

1


Als hij Kafarnaoem weer binnenkomt,

na dagen,
is te horen: hij is in huis!

2


Zovelen verzamelen zich er

dat er geen ruimte meer is,
zelfs niet bij de deur,-
en (zo) heeft hij tot hen het woord gesproken.

3


Er komen er

die een verlamde tot hem brengen,
gedragen door vier (man).

4


Omdat ze vanwege de schare

niet bij machte zijn (hem)
naar hem toe te brengen,
halen ze de bedekking van het dak af
daar waar hij is geweest;
ze graven (een gat) uit en laten
de mat waarop de verlamde neergelegd is
neer.

5


Als Jezus dat geloof van hen ziet,

zegt hij tot de verlamde:
kind, jouw zonden worden vergeven!

6


Maar er zijn daar enkelen

van de schriftgeleerden gezeten geweest,
met in hun harten de overlegging:
wat spreekt deze op deze manier uit?,
hij lastert!-

7


wie is bij machte zonden te vergeven

behalve één, God?

8


En meteen herkent Jezus met zijn geest

dat zij op deze manier in zichzelf overleggen,
en zegt tot hen:
wat overlegt ge deze dingen
in uw harten?-

9


wat is gemakkelijker,

tot de verlamde zeggen:
jouw zonden worden vergeven!,
of zeggen: waak op, til je mat op
en wandel rond?-

10


maar opdat ge zult weten

dat de mensenzoon gezag heeft
om op het aardland zonden te vergeven,-
zegt hij tot de verlamde:

11


tot jou zeg ik: waak op, til je mat op

en ga heen naar je huis!

12


Hij waakt op,

tilt meteen de mat op
en komt ten overstaan van allen naar buiten,
zodat allen buiten zichzelf staan
en God verheerlijken, zeggend:
zoiets* Letterlijk: op deze manier. hebben wij nog nooit gezien!

13


Hij komt weer buiten, de zee langs;

heel de schare is tot hem gekomen
en hij heeft hen onderricht.

14


In het voorbijgaan ziet hij Levi,

die van Alfeüs, bij het tolhuis zitten,
en hij zegt tot hem: volg mij!
Hij staat op en volgt hem.

15


En het geschiedt als hij in zijn huis aanligt,

dat vele tollenaren en zondaars
méé zijn gaan aanliggen met Jezus
en zijn leerlingen;
want het zijn er velen geweest,
en ze zijn hem gaan volgen.

16


De schriftgeleerden en de Farizeeërs

zien dat hij eet
met de zondaars en tollenaren
en hebben tot zijn leerlingen gezegd:
hij eet met de tollenaren en zondaars!

17


Jezus hoort dat

en zegt tot hen:
die sterk-en-gezond zijn
hebben geen heelmeester nodig,
wél wie het kwalijk hebben!-
ik ben niet gekomen
om rechtvaardigen te roepen,
wél zondaars!

18


De leerlingen van Johannes

en de Farizeeërs
zijn aan het vasten geweest.
Ze komen en zeggen tot hem:
waarom
vasten de leerlingen van Johannes
en de leerlingen van de Farizeeërs,
maar vasten de leerlingen die u hebt niet?

19


Jezus zegt tot hen:

terwijl de bruidegom bij hen is
zijn de ‘zonen van de bruiloft’ niet bij machte
te vasten,- evenveel tijd
als zij de bruidegom bij zich hebben,
zijn zij niet bij machte te vasten!-

20


maar er zullen dagen komen

dat de bruidegom bij hen is weggehaald,
dán zullen zij vasten,-
op díe dag!-

21


niemand naait een ‘opwerpstuk’ van

ongekrompen stof
op een oud kledingstuk;
anders
haalt de invulling zichzelf ervan los,
het nieuwe van het oude,
en wordt het een ergere scheur;

22


en niemand ‘werpt’ nieuwe wijn

in oude zakken;
anders zal de wijn de zakken scheuren,
en gaat én de wijn verloren én de zakken;
nee: nieuwe wijn in nieuwe zakken!

23


En het geschiedt dat hij

op een van de sabbatten
voorbijtrekt door de zaailanden,
en zijn leerlingen beginnen
de weg te doen
terwijl ze de aren plukken.

24


De Farizeeërs hebben tot hem gezegd:

zie, waarom doen zij op de sabbatten
wat niet mag?

25


En hij zegt tot hen:

hebt ge nooit kennis gekregen van
wat David deed
toen hij gebrek had en honger leed,
hijzelf en die bij hem waren?-

26


hoe hij het huis van God binnenkwam

onder heiligdomsoverste Evjatar
en ‘de broden van de uitstalling’ (Lev. 24,5-9)
opat, die niemand mag eten
behalve de heiligdomsdienaren,
en ook gaf aan die met hem samen waren!-

27


en hij heeft tot hen gezegd:

de sabbat geschiedt omwille van de mens,
en niet de mens omwille van de sabbat!-

28


zodat de mensenzoon heer is

ook van de sabbat!