Maar als Jezus dit woord gesproken hoort worden, zegt hij tot de samenkomst-overste: vrees niet, gelóóf alleen maar!
37
Hij laat niemand toe om met hem te volgen behalve Petrus, Jakobus en Jakobus’ broer Johannes.
38
Ze komen in het huis van de samenkomst-overste, en hij aanschouwt het: het misbaar, en wenende en veelvuldig jammerende (mensen);
39
als hij binnenkomt, zegt hij tot hen: waarom maakt ge misbaar en weeklaagt ge?- het kind is niet gestorven maar slaapt!
40
Ze hebben hem uitgelachen. Maar hij werpt ze allemaal uit, neemt de vader van het kind en de moeder en die met hem zijn mee, en treedt binnen, daar waar het kind geweest is.
41
Hij grijpt de hand van het kind en zegt tot haar: talitha koem!, dat is in vertaling: meiske, jou zeg ik: word wakker!
42
Meteen staat het meisje op, en heeft rond kunnen lopen; ze is immers twaalf jaren geweest. Zij staan versteld, meteen, in een groot versteldstaan.
43
Hij gebiedt hun met veel (nadruk) dat niemand hier kennis van mag krijgen, en zegt dat haar iets te eten moet worden gegeven.