Instellingen

35


Terwijl hij nog spreekt

komen ze van de samenkomst-overste zeggen:
je dochter is gestorven;
wat val je de leermeester nog lastig?

36


Maar als Jezus dit woord gesproken

hoort worden,
zegt hij tot de samenkomst-overste:
vrees niet, gelóóf alleen maar!

37


Hij laat niemand toe

om met hem te volgen
behalve Petrus, Jakobus en
Jakobus’ broer Johannes.

38


Ze komen in het huis van

de samenkomst-overste,
en hij aanschouwt het: het misbaar,
en wenende en
veelvuldig jammerende (mensen);

39


als hij binnenkomt, zegt hij tot hen:

waarom maakt ge misbaar en weeklaagt ge?-
het kind is niet gestorven maar slaapt!

40


Ze hebben hem uitgelachen.

Maar hij werpt ze allemaal uit,
neemt de vader van het kind en de moeder
en die met hem zijn mee,
en treedt binnen,
daar waar het kind geweest is.

41


Hij grijpt de hand van het kind

en zegt tot haar:

talitha koem!, dat is in vertaling:

meiske, jou zeg ik: word wakker!

42


Meteen staat het meisje op,

en heeft rond kunnen lopen;
ze is immers twaalf jaren geweest.
Zij staan versteld, meteen,
in een groot versteldstaan.

43


Hij gebiedt hun met veel (nadruk)

dat niemand hier kennis van mag krijgen,
en zegt
dat haar iets te eten moet worden gegeven.