Instellingen

30


De apostelen

verzamelen zich bij Jezus
en verkondigen aan hem wat zij
hebben gedaan en wat zij onderricht hebben.

31


Hij zegt tot hen:

hierheen, jullie zelf in afzondering,
naar een plek in de woestijn,
en rúst wat!
Want die kwamen en gingen
zijn met velen geweest,
en zij hebben geen goed moment gehad
om te eten.

32


Met de boot trekken ze weg

naar een plek in de woestijn,
in afzondering.

33


Velen zien hen weggaan

en herkennen (hen),
en te voet snellen ze vanuit alle steden
daarheen samen
en komen eerder aan dan zij.

34


Als hij (de boot) uitkomt

ziet hij een veelkoppige schare;
hij raakt diep bewogen over hen,
omdat zij zijn geweest ‘als schapen die
geen herder hebben’ (Num. 27,17),
en hij begint hen te onderrichten,
in vele dingen.

35


Het is reeds

een vergevorderd uur geworden;
zijn leerlingen zijn tot hem gekomen
en hebben gezegd: de plek is een woestijn,
en het is reeds een vergevorderd uur!-

36


laat hen los, dan kunnen ze wegtrekken

naar de veldhuizen en dorpen rondom
en zich iets te eten kopen!

37


Maar ten antwoord zegt hij tot hen:

geeft gíj hun te eten!
Zij zeggen tot hem: moeten wij wegtrekken,
voor tweehonderd dinar broden kopen
en aan hen te eten geven?

38


Maar hij zegt tot hen:

hoeveel broden hebt ge?- gaat eens zien!
Als ze er kennis van genomen hebben
zeggen ze: vijf!, en twee vissen!

39


Dan draagt hij hun op om allen

aan te liggen, groepen naast groepen
op het groene gras.

40


En zij vallen neer, perken naast perken,

per honderd en per vijftig!

41


Hij neemt de vijf broden en twee vissen aan,

kijkt op naar de hemel en zegent;
dan breekt hij de broden
en geeft ze aan de leerlingen,
opdat die ze hun voorzetten;
ook de twee vissen deelt hij uit aan allen.

42


Allen eten en worden verzadigd,

43


en aan brokken rapen ze op:

twaalf korven vol, ook van de vissen.

44


Die de broden hebben gegeten,

dat zijn vijfduizend mannen geweest.