Hij neemt de blinde bij de hand en als hij hem buiten het dorp heeft gebracht, spuugt hij in zijn ogen, legt hem de handen op en vraagt hem: kun je al kijken?
24
Hij kijkt op, en heeft gezegd: ik bekijk de mensen, omdat ik (ze) zie als bomen,- die rondwandelen!
25
Vervolgens legt hij wéér de handen op zijn ogen, en (nu) kijkt hij scherp en is hersteld, hij is alles tot in de verte helder gaan aankijken.
26
Hij zendt hem uit, naar zijn huis, en zegt: als je maar niet in het dorp komt!