Instellingen

32


vrees niet, klein kuddeke,

omdat het uw Vader heeft behaagd
u het koninkrijk te geven!-

33


verkoopt uw bezittingen

en geeft ze weg als (teken van) ontferming;
maakt voor uzelf
inwerpzakken die niet verouderen,
een onuitputtelijke schat in de hemelen,-
waar geen dief nadert
en geen mot bederf brengt;

34


waar immers uw schat is,

daar zal ook uw hart zijn;

35


laten uw lendenen omgord zijn

en de lampen brandend,-

36


en gijzelf gelijkend op mensen die

hun heer verwelkomen
wanneer hij opbreekt uit de bruiloft,
opdat zij, als hij komt en klopt,
meteen voor hem zullen opendoen;

37


zalig díe dienaars

welke de heer bij zijn komst
wakker zal vinden!-

amen, zeg ik u

dat hij zich zal omgorden
en hen zal laten aanliggen;
hij zal bij hen komen en hen bedienen;

38


ook als hij in de tweede,

ook als hij in de derde wake komt
en hen zó vindt,- zalig zijn zíj!-

39


maar onderkent dit:

als de huiseigenaar had geweten
in welk uur de dief zou komen,
had hij niet in zijn huis laten inbreken;

40


ook gíj: weest gereed!,

omdat in een uur waarvan ge het niet denkt
de mensenzoon komt!