hij roept een van de jongens tot zich en heeft uitgevraagd wat dat allemaal is.
27
Maar die zegt tot hem: uw broer is gekomen en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht omdat hij hem gezond heeft teruggekregen!
28
Maar hij is woedend en heeft niet binnen willen komen. Nadat zijn vader naar buiten is gekomen heeft die hem bij zich geroepen.
29
Maar ten antwoord zegt hij tot zijn vader: zie, zovele jaren al ben ik je dienstbaar, nooit ben ik aan jouw gebod voorbijgegaan en míj heb je nooit een bokje gegeven zodat ik met mijn vrienden feest kon vieren;
30
maar nu deze zoon van jou gekomen is die je leeftocht heeft verslonden met hoeren, slacht je voor hem het gemeste kalf!
31
Maar hij zegt tot hem: kind, jij bent altijd bij mij en alles wat van mij is, is van jou;
32
maar we móesten feestvieren en verheugd zijn omdat deze broer van jou dood was en is herleefd, verloren was en is gevonden!