Instellingen

18


Dan stelt zomaar een overste hem een vraag

en zegt: goede leermeester,
wat moet ik doen
om eeuwig leven te beërven?

19


Maar Jezus zegt tot hem:

waarom zeg je van mij dat ik goed ben?-
niemand is goed behalve God!-

20


de geboden weet je:

‘geen overspel plegen zul je, niet moorden zul je,
niet stelen zul je, niet vals getuigen zul je,
eer je vader en je moeder’ (Deut. 5,16-20)!

21


Maar hij zegt:

dat alles heb ik bewaakt van jongs af!

22


Maar als Jezus dat hoort zegt hij tot hem:

nog één ding blijft je over:
alles wat je hebt, verkoop het
en geef het aan armen;
dan heb je een schat in de hemelen;
kom dan hierheen en volg mij!

23


Maar als hij dat hoort wordt hij zeer bedroefd,

want hij is zeer rijk geweest.

24


Maar als Jezus hem zo ziet, zegt hij:

hoe moeizaam trekken zij
die het nodige hébben
het koninkrijk van God binnen,-

25


ja, gemakkelijker komt een kameel binnen

door ‘het oog van een naald’
dan dat een rijke binnenkomt
in het koninkrijk van God!

26


Maar die dat horen zeggen:

is het wel mogelijk
dat er iemand wordt gered?

27


Maar hij zegt:

wat onmogelijk is bij de mensen
is mogelijk bij God!

28


Maar Petrus zegt:

zie, wíj hebben al het onze verlaten
en zijn u gevolgd!

29


Maar hij zegt tot hen:


amen, ik zeg u:

er is niemand die verlaten heeft
huis, vrouw, broers-en-zusters, ouders of
kinderen
ter wille van het koninkrijk van God,

30


die niet een veelvoud daarvan mag aannemen

in dit tijdsbestek,
en in de wereldtijd die komt:
eeuwig leven!