Naardense Bijbel > zoeken
Dán geschieden de Vernieuwingsfeesten in Jeruzalem, het is winter geweest.
Jezus heeft heen en weer gewandeld in het heiligdom in de zuilengang van Salomo.
Dan omringen de Judeeërs hem,- ze hebben tot hem gezegd: tot wanneer laat u onze ziel bungelen?- als ú de Gezalfde bent, zeg het ons ronduit!
Jezus antwoordt hun: dat héb ik u gezegd en gij gelooft het niet!- de werken die ík doe in de naam van mijn Vader, die getuigen over mij;
echter, gíj gelooft niet omdat ge niet (uit de kudde van) mijn schapen zijt;
mijn schapen horen naar mijn stem; ík ken hen en zij volgen mij,-
en ík geef hun eeuwig leven: ze zullen tot in der eeuwigheid niet verloren lopen en niet zal iemand ze uit mijn hand roven;
mijn Vader – wat hij mij heeft gegeven is groter dan alles, en niemand is bij machte uit de hand van de Vader te roven;
ik en de Vader zijn één!