Instellingen

1


Dan komt Jezus

zes dagen voor het Pesach naar Betanië,
waar Lazarus is geweest,
die Jezus uit de doden heeft opgewekt.

2


Daar maken ze dan voor hem

een maaltijd klaar;
Marta heeft bediend,
maar Lazarus is één van hen geweest
die met hem aanlagen.
Dan neemt Maria

3


een litra onvervalste nardusmirre,

heel kostbaar,
balsemt daarmee de voeten van Jezus
en droogt zijn voeten met haar haren af;
maar het huis wordt vervuld
van de geur van de mirre.

4


Maar Judas Isjkariot,

een van zijn leerlingen,-
die hem zal gaan prijsgeven-, zegt:

5


waarom wordt deze mirre niet voor

driehonderd dinars verhandeld
en aan armen gegeven?

6


Maar hij zegt dat niet

omdat hij met de armen is begaan,
nee, omdat hij een dief is geweest;
hij had de geldzak
en liet verdwijnen
wat daarin geworpen werd.

7


Dan zegt Jezus:

laat haar,
zodat ze het kan bewaren
voor de dag van mijn graflegging;

8


want de armen hebt ge altijd bij u,

maar míj hebt ge niet altijd!

9


Bij de talrijke schare uit de Judeeërs

wordt het dan bekend dat hij daar is,
en ze kómen,
niet alleen vanwege Jezus
nee, ook om Lazarus te zien,-
die hij uit de doden heeft opgewekt.