Jezus antwoordt en zegt tot hem: als iemand mij liefheeft zal hij mijn woord bewaren, en mijn Vader zal hem liefhebben (Spr. 8,17) en wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem maken;
24
wie mij niet liefheeft bewaart mijn woorden niet; en het woord dat ge hoort is niet dat van mij,- nee, van hem die mij stuurt, de Vader;
25
dit alles heb ik tot u gesproken terwijl ik bij u verblijf;
26
maar de troosttoeroeper, de heilige Geest die de Vader zal sturen in mijn naam, die zal u in alles onderrichten en u indachtig maken al wat ík u heb gezegd;
27
vréde laat ik u na, míjn vrede is het die ik u geef, niet zoals de wereld geeft geef ík aan u!- laat uw hart niet geschokt zijn en niet beducht;
28
ge hebt gehoord dat ík u heb gezegd: ik ga heen én kom naar u toe; als ge me liefhad zoudt ge verheugd zijn dat ik naar de Vader toe reis, omdat de Vader groter is dan ik;
29
en nú heb ik het u gezegd, voordat het geschiedt, opdat ge, wanneer het geschiedt, geloven zult;
30
ik zal niet vele dingen meer met u bespreken, want de overste der wereld is op komst; niet dat hij met mij íets (in handen) heeft,
31
nee, het is opdat de wereld zal erkennen dat ik de Vader liefheb; en zoals de Vader mij heeft geboden, zó doe ik; richt u op, laten we van hier gaan!