Instellingen

8


Filippus zegt tot hem:

heer, toon ons de Vader
en het is ons genoeg!

9


Jezus zegt tot hem:

zo lange tijd ben ik bij u
en toch heb je me niet leren kennen,
Filippus?-
wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien!-
hoe kun jíj zeggen ‘toon ons de Vader’?-

10


gelóóf je niet

dat ík één ben met de Vader
en dat de Vader één is met mij?-
de dingen die ík u zeg
spreek ik niet vanuit mijzelf,
maar de Vader die in mij verblijft
doet zijn werken!-

11


gelooft het van mij

dat ík één ben met de Vader
en dat de Vader één is met mij;
maar zo niet, gelooft deze dingen
vanwege de werken!-

12

amen, amen, ik zeg u:
wie in mij gelooft,-
de werken die ík doe
zal ook hij doen,
ja grotere dan deze zal hij doen,-
omdat ík vooruit ga naar de Vader;

13


en wat ge ook zult vragen in mijn naam,

dat zal ik doen,
opdat de Vader
wordt verheerlijkt in de zoon;

14


als ge mij iets zult vragen in mijn naam,

zal ík het doen;

15


als ge mij liefhebt

zult ge mijn geboden bewaren;

16


en ík zal de Vader erom bidden

en hij zal u
een ándere troosttoeroeper geven
om bij u te zijn tot in de eeuwigheid:

17


de geestesadem van de waarachtigheid,

welke de wereld niet bij machte is
op te nemen
omdat ze die niet aanschouwt
en niet kent;
gíj kent hem
omdat hij bij u verblijf houdt
en ín u zijn zal;