Jezus zegt tot hem: zo lange tijd ben ik bij u en toch heb je me niet leren kennen, Filippus?- wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien!- hoe kun jíj zeggen ‘toon ons de Vader’?-
10
gelóóf je niet dat ík één ben met de Vader en dat de Vader één is met mij?- de dingen die ík u zeg spreek ik niet vanuit mijzelf, maar de Vader die in mij verblijft doet zijn werken!-
11
gelooft het van mij dat ík één ben met de Vader en dat de Vader één is met mij; maar zo niet, gelooft deze dingen vanwege de werken!-
12
amen, amen, ik zeg u: wie in mij gelooft,- de werken die ík doe zal ook hij doen, ja grotere dan deze zal hij doen,- omdat ík vooruit ga naar de Vader;
13
en wat ge ook zult vragen in mijn naam, dat zal ik doen, opdat de Vader wordt verheerlijkt in de zoon;
14
als ge mij iets zult vragen in mijn naam, zal ík het doen;
15
als ge mij liefhebt zult ge mijn geboden bewaren;
16
en ík zal de Vader erom bidden en hij zal u een ándere troosttoeroeper geven om bij u te zijn tot in de eeuwigheid:
17
de geestesadem van de waarachtigheid, welke de wereld niet bij machte is op te nemen omdat ze die niet aanschouwt en niet kent; gíj kent hem omdat hij bij u verblijf houdt en ín u zijn zal;