9 | Zoals de Vader mij heeft liefgehad heb ík ú liefgehad: blijft één met mijn liefde;
| |
10 | als ge mijn geboden bewaart zult ge één blijven met mijn liefde, zoals ík de geboden van mijn Vader heb bewaard en één blijf met zijn liefde.
| |
11 | Dit alles heb ik tot u uitgesproken opdat mijn vreugde in u zal zijn en uw vreugde haar volheid bereikt.
| |
12 | Dit is mijn gebod: dat ge elkaar liefhebt zoals ik ú heb liefgehad.
| |
13 | Grotere liefde dan deze heeft niemand: dat iemand zijn lijf-en-ziel inzet voor zijn vrienden.
| |
14 | Gíj zijt mijn vrienden als ge doet wat ik u gebied;
| |
15 | ik noem u niet meer dienaars, omdat de dienaar niet weet wat zijn heer doet; maar u heb ik vrienden genoemd omdat ik aan ú bekend heb gemaakt al wat ik gehoord heb bij mijn Vader.
| |
16 | Niet gij hebt mij uitgekozen, nee, ík heb ú uitgekozen en ik heb u ingezet opdat gíj heen gaat en vrucht draagt en uw vrucht blijft,- opdat, wat ge de Vader ook zult vragen in mijn naam, hij u dat zal geven.
| |
17 | Deze dingen gebied ik u: dat ge elkaar liefhebt!
| |
18 | Als de wereld u haat,- erkent dat hij, eerder dan u, mij heeft gehaat;
| |
19 | als u van de wereld was, zou de wereld dit eigene wel vriendelijk bejegenen; maar omdat u niet van deze wereld bent -nee: ík heb u uit de wereld uitgekozen- daarom háát hij u, de wereld.
| |
20 | Weest indachtig het woord dat ík u gezegd heb: nooit is een dienaar groter dan zijn heer!- als ze mij vervolgen zullen ze ook u vervolgen; als ze mijn woord bewaren zullen ze ook dat van u bewaren.
| |
21 | Echt, dat alles zullen ze u aandoen vanwege mijn naam, omdat ze geen weet hebben van wie mij gestuurd heeft.
| |
22 | Als ik niet gekomen was en niet tot hen had gesproken, zouden ze geen zonde hebben; maar nu hebben ze geen verontschuldiging voor hun zonde.
| |
23 | Wie mij haat, haat ook mijn Vader;
| |
24 | als ik niet bij hen de werken had gedaan die niemand anders heeft gedaan zouden ze geen zonde hebben; maar nu hebben zij én mij én mijn Vader gezien én gehaat!-
| |
25 | nee, het is opdat vervuld wordt het woord, geschreven in hun Wet, dat ze ‘mij haten zonder oorzaak’ (Ps. 35,19).
| |
26 | Wanneer de troosttoeroeper komt die ík u van bij de Vader sturen zal, de geestesadem van de waarachtigheid die van bij de Vader uittrekt, zal die van mij getuigen;
| |
27 | maar ook gíj zult getuigen, omdat ge van begin af met mij zijt geweest!
| |