Instellingen

1


Als Jezus dit alles heeft uitgesproken

heft hij zijn ogen ten hemel en zegt:
Vader, het uur is gekomen;
verheerlijk uw zoon,
opdat de zoon ú mag verheerlijken,

2


en, zoals gij hem zeggenschap hebt gegeven

over alle vlees,
dat hij aan hen mag geven
al wat gij gegeven hebt aan hem:
eeuwig leven!

3


Maar dit ís het eeuwige leven:

dat zij ú kennen,
de enige, de waarachtige God,
én hem die gij gezonden hebt,-
Jezus, (de) Gezalfde.

4


Ík heb u op aarde verheerlijkt

door het werk te voltooien
dat gij mij te doen hebt gegeven;

5


verheerlijk nu gij mij, Vader,

(daar) bij uzelf,
met de heerlijkheid die ik had bij u
voordat de wereld was.